Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 00/0976/TP, 18 augustus 2000, beroep
Uitspraakdatum:18-08-2000

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 00/976/TP

betreft: [klager] datum: 18 augustus 2000

U I T S P R A A K

van de beroepscommissie uit de sectie terbeschikkingstelling van de Centrale Raad voor Strafrechtstoepassing, bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (BVT), inzake het beroep, ingediend doormr. W.J. Sleegers, namens

[...], verder te noemen klager,

tegen een beslissing van:

De Minister van Justitie, verder te noemen de Minister.

B E V I N D I N G E N E N O V E R W E G I N G E N :

1. De bestreden beslissing
De Minister heeft de termijn waarbinnen klager in een inrichting voor verpleging van ter beschikking gestelden (tbs-inrichting) had moeten zijn geplaatst, met ingang van 25 mei 2000 verlengd tot 23 augustus 2000.

2. De procedure
De beroepscommissie heeft kennis genomen van onder meer de navolgende stukken:
- het beroepschrift van klager, namens hem ingediend door zijn raadsman mr. W.J. Sleegers en de aanvulling daarop d.d. 20 juli 2000, namens klager ingediend door zijn zuster [...]
- de schriftelijke inlichtingen en opmerkingen d.d. 18 juli 2000 van de Minister.

Ter zitting van de beroepscommissie van 25 juli 2000 is klager gehoord. Klagers raadsman was verhinderd ter zitting aanwezig te zijn.
Namens de Minister is gehoord de heer mr. M.H.M. Deppenbroek.
Hiervan is het aangehechte verslag opgemaakt.

3. De feiten
Klager is bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak ter beschikking gesteld (tbs) met bevel dat hij van overheidswege zal worden verpleegd.
De terbeschikkingstelling van klager is ingegaan op 26 november 1999.
Sindsdien heeft klager in afwachting van zijn plaatsing in een tbs-inrichting als passant verbleven in het huis van bewaring te Grave. Hij verblijft daar op de individuele begeleidingsafdeling (IBA).
Klager is op 10 mei 2000 gehoord door een medewerker van het Bureau selectie en detentiebegeleiding bij het genoemde huis van bewaring. Bij brief van 15 mei 2000 heeft de Minister klager meegedeeld dat hij nog niet geplaatst konworden in een tbs-inrichting en dat de termijn die klager in een huis van bewaring kan doorbrengen (de passantentermijn) in afwachting van zijn plaatsing in een tbs-inrichting met ingang van 25 mei 2000 met drie maanden is verlengdtot 23 augustus 2000.
Klager is volgens de Minister ter opname aangeboden aan het Forensisch Psychiatrisch Instituut (FPI) De Rooyse Wissel te Venray.

4. De standpunten
4.1. Het standpunt van klager
Het beroep is niet om financiële redenen ingediend, maar in de hoop dat de door klager opgelopen en verdere op te lopen schade wordt beperkt. Geen enkel bedrag kan de psychische en lichamelijke schade die klager tijdens zijnverblijf in het huis van bewaring oploopt vergoeden. Klager hoopt dat zal worden overgegaan tot een snelle opname in een tbs-inrichting. Hij heeft zijn gevangenisstraf van een jaar uitgezeten en dient dan ook zo spoedig mogelijk ineen tbs-inrichting te worden geplaatst, zodat hij een begin kan maken met zijn behandeling. Het is voor hem onredelijk bezwarend dat hij enkel en alleen door het bestaande capaciteitstekort, het niet werken van het systeem, niet metzijn tbs-behandeling kan beginnen. Hij vindt dat hij zijn straf verdiend heeft en dat het goed is dat hem een tbs-behandeling is opgelegd. Hij wil graag behandeld worden om een stap in de goede richting te zetten en het beste vanzijn leven te kunnen maken. In het huis van bewaring te Grave doen ze heel goed hun best, maar klager weet niet meer hoe hij het daar moet uithouden. Hij zit daar, vooral in de weekenden, lang op cel. Hij is zo’n 20 kilo zwaardergeworden. Hij gebruikt veel verschillende medicijnen. Hoewel er veel drugs in het huis van bewaring te verkrijgen zijn, gebruikt hij geen drugs. Hij wil nooit meer drugs gebruiken.Vorig jaar heeft een vriendin van hem, van wie hijgeen afscheid heeft kunnen nemen, suïcide gepleegd. Toen hij in de psychiatrie zat, heeft hij meegemaakt dat vier mensen suïcide gepleegd hebben. Ook hij heeft momenten dat hij in de war is en het zo moeilijk heeft dat hij denkt aansuïcide om maar van alles af te zijn. Hij zou vier weken na het bezoek van een medewerker van het Dr. F.S. Meijers Instituut (MI) vernemen in welke tbs-inrichting hij zou worden opgenomen, maar hij heeft van het MI tot op hedenniets gehoord. Uit mondeling contact met het ministerie bleek dat klager inmiddels op de wachtlijst van het FPI De Rooyse Wissel is geplaatst. Klager heeft daarover echter geen enkele zekerheid, omdat hem schriftelijk geenmededeling daarover is gedaan.

4.2. Het standpunt van de Minister
Klager kon wegens het tekort aan tbs-plaatsen nog niet in een tbs-inrichting worden geplaatst. Hij verbleef ten tijde van de bestreden beslissing 6 maanden als passant in het huis van bewaring. De gemiddelde uitgezeten wachttijd vande tbs-passanten bedroeg per 1 april 2000 252 dagen met een mediaan van 180 dagen. Hij wordt niet ten onrechte achtergesteld bij andere tbs-gestelden. De forensisch psychiater geeft in de overgelegde medische verklaring aan dat hetklager ternauwernood lukt zich staande te houden, maar spreekt niet in termen van detentieongeschiktheid. Vanuit het Psycho-Medisch-Overleg van het huis van bewaring waarin klager verblijft heeft de Minister geen verzoek ontvangenom klager met spoed in een tbs-inrichting te plaatsen. Van een onhoudbare situatie die tot een spoedplaatsing zou moeten leiden is dan ook geen sprake. De Minister refereert zich aan het oordeel van de beroepscommissie metbetrekking tot de vraag of klagers psychische conditie zodanig is dat hij als ongeschikt voor verblijf in een huis van bewaring moet worden aangemerkt en met voorrang boven andere tbs-passanten in een tbs-inrichting moet wordengeplaatst.
Klager is aangeboden aan het FPI De Rooyse Wissel, maar vanuit die inrichting is nog geen bericht over de bereidheid tot opname ontvangen. Klager zal door een medewerker van het MI worden bezocht om te praten over klagers opname inhet FPI De Rooyse Wissel en klagers mening daarover te horen. Zodra die inrichting zich bereid heeft verklaard tot opname, zal de Minister de inrichting verzoeken klager met spoed op te nemen.

5. De beoordeling
5.1. Voor de beoordeling van het beroep zijn van belang de bepalingen van de Wet van 25 juni 1997 tot vaststelling van een Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden en overige verpleegden strafrechtstoepassing endaarmede verband houdende wijzigingen van het Wetboek van Strafrecht en de Beginselenwet gevangeniswezen (Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden) (Stb. 1997, 280). Van deze Wet is art. 12 op 11 juli 1997 en zijn deoverige bepalingen op 1 oktober 1997 in werking getreden (KB 5 juli 1997, Stb. 1997, 295).

5.1.1. Bij de beoordeling van het beroep moet het volgende worden vooropgesteld. Op grond van de geschiedenis van de totstandkoming van artikel 12 BVT, moet worden aangenomen dat het de bedoeling van de wetgever is geweest dat inbeginsel capaciteitstekort in de tbs-inrichtingen voor de Minister aanleiding kan vormen om de in het eerste lid van deze wetsbepaling genoemde termijn van zes maanden, waarbinnen een tbs-gestelde in een tbs-inrichting moet wordengeplaatst, zo vaak als dit nodig is met drie maanden te verlengen. Een beslissing van de Minister tot verlenging van deze termijn wegens capaciteitstekort leidt derhalve niet zonder meer tot gegrondverklaring van het beroep.

5.1.2. Wel laat het zich denken dat een tbs-gestelde bij het maken van een keuze door de Minister tussen enerzijds plaatsing in een tbs-inrichting en anderzijds verlenging van de passantentermijn ten onrechte wordt achtergesteldbij andere tbs-gestelden. Ook is voorstelbaar dat de totale duur van het verblijf van een tbs-gestelde als passant in een huis van bewaring zodanig lang wordt dat een beslissing tot verlenging van de passantentermijn bij afwegingvan alle in aanmerking komende belangen, onredelijk of onbillijk moet worden geacht. Tenslotte kan de psychische situatie van een tbs-gestelde zodanig zijn dat hij als ongeschikt voor verblijf in een huis van bewaring moet wordenaangemerkt en bij voorrang dient te worden geplaatst in een tbs-inrichting. Beroepen van tbs-gestelden ingesteld tegen beslissingen van de Minister tot verlenging van de passantentermijn in gevallen als hiervoor bedoeld kunnen ookindien er sprake is van een capaciteitstekort in de tbs-inrichtingen leiden tot gegrondverklaring van deze beroepen.

5.1.3. Gelet op het hiervoor overwogene dient de beroepscommissie bij de behandeling van door tbs-gestelden ingestelde beroepen tegen beslissingen van de Minister tot verlenging van de passantentermijn tenminste te beschikken overdoor of vanwege de Minister te verstrekken informatie met betrekking tot:
- de beschikbare capaciteit dan wel het capaciteitstekort in tbs-inrichtingen ten tijde van het nemen van de beslissing tot verlenging van de passantentermijn alsmede een prognose daaromtrent over de drie maanden volgend ophet moment waarop de beslissing is genomen;
- opgave van de gemiddelde duur van het verblijf van tbs-gestelden als passant in een huis van bewaring ten tijde van het nemen van de beslissing tot verlenging van de passantentermijn;
- de pro justitia rapportage met betrekking tot de psychische conditie van de desbetreffende tbs-gestelde en een verklaring afkomstig van een medicus betreffende de vraag of de tbs-gestelde gelet op zijn psychische toestand aldan niet geschikt is om langer als passant in een huis van bewaring te verblijven.

5.2. Uit onderzoek in de onderhavige zaak is voldoende komen vast te staan dat klager als gevolg van het capaciteitstekort nog niet is geplaatst in een tbs-inrichting. Ook is voldoende aannemelijk geworden dat de Minister bijzijn beslissing te dezen niet is afgeweken van zijn beleid om de volgorde van plaatsing van tbs-gestelden in een tbs-inrichting te laten bepalen door de volgorde van de data waarop de terbeschikkingstellingen van klager en deoverige tbs-gestelden zijn ingegaan.

5.3. De totale duur van het verblijf van klager als passant in een huis van bewaring is nog niet zodanig lang (6 maanden) dat de bestreden beslissing tot verlenging van de passantentermijn, bij afweging van alle in aanmerkingkomende belangen, onredelijk of onbillijk moet worden geacht.

5.4. In de medische verklaring d.d. 22 juni 2000 van de Forensisch Psychiatrische Dienst te Den Bosch is het volgende aangegeven. Klager heeft binnen het huis van bewaring veel last van angsten en onrust, ondanks het feit dat hijop een IBA verblijft. Ook is sprake van toenemende lichamelijke klachten vanuit zijn gevoel van onveiligheid. Klager gebruikt in feite veel meer medicatie dan strikt noodzakelijk is, onder meer het antipsychotisch middelCisordinol. Indien hij in een voor hem veilige omgeving verkeert heeft hij geen antipsychotische medicatie nodig. Het lukt klager maar ternauwernood om zich staande te houden binnen het gevangenismilieu. Het lukt klager alleen metbehulp van zware medicatie die echter op lange termijn ook blijvende schadelijke gevolgen voor hem kan hebben. Geconcludeerd wordt dat een verdere voortzetting van de detentie en een langer durend uitstel van tbs-behandeling voorklager uitermate schadelijk zal zijn. Klager is slechts zeer beperkt detentiegeschikt te noemen. Klager zal in zowel psychiatrische als mogelijk ook lichamelijke zin (ten gevolge van het langdurig gebruik van antipsychotischemiddelen terwijl deze strikt genomen niet geïndiceerd zijn) verdere schade oplopen als zijn verblijf binnen detentie (lees: het huis van bewaring, BC) nog veel langer duurt, zeker indien hij geen uitzicht heeft op een spoedigeplaatsing in een tbs-kliniek.
Gelet op de inhoud van deze medische verklaring kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet anders worden geconcludeerd dan dat de psychische conditie van klager van dien aard is dat een verder verblijf in een huis vanbewaring als onverantwoord moet worden beschouwd en dat klager bij voorrang dient te worden geplaatst in een tbs-inrichting. De omstandigheid dat de forensisch psychiater niet spreekt van detentieongeschiktheid maar van "slechtszeer beperkt detentiegeschikt" kan daaraan niet afdoen. Zoals in eerdere uitspraken door de beroepscommissie is overwogen, is het door de Minister aangehouden criterium van een onhoudbare situatie in dezen onjuist.
Derhalve is het beroep gegrond en dient de bestreden beslissing tot verlenging van de passantentermijn te worden vernietigd.

5.5. De beroepscommissie zal, het hiervoor overwogene in aanmerking genomen, met toepassing van artikel 66, derde lid onder c, BVT, volstaan met vernietiging van de bestreden beslissing. Zij gaat er daarbij vanuit dat klagerwegens detentieongeschiktheid met voorrang daadwerkelijk in het FPI De Rooyse Wissel te Venray dan wel een andere tbs-inrichting zal worden geplaatst.
Nu de rechtsgevolgen van de vernietigde beslissing niet meer ongedaan zijn te maken dient klager enige tegemoetkoming te worden geboden. De beroepscommissie zal deze tegemoetkoming, gehoord de Minister, vaststellen op f. 1250,= permaand vanaf de datum waarop in verband met de vernietiging van de beslissing tot verlenging van de passantentermijn wegens detentieongeschiktheid een zodanige termijn niet meer liep (25 mei 2000) tot de dag waarop plaatsing in eentbs-inrichting daadwerkelijk is verwezenlijkt, met dien verstande dat dit bedrag na het verstrijken van een periode van drie maanden van voortgezet verblijf in een huis van bewaring wordt verhoogd met een bedrag van f. 250,= permaand.

Op grond van het overwogene komt de beroepscommissie tot de volgende beslissing.

6. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing.
Zij bepaalt de aan klager ten laste van de Minister toekomende tegemoetkoming op
f. 1250,= per maand vanaf de datum waarop in verband met de vernietiging van de beslissing tot verlenging van de passantentermijn wegens detentieongeschiktheid een zodanige termijn niet meer liep (25 mei 2000) tot de dag waaropplaatsing in een tbs-inrichting daadwerkelijk is verwezenlijkt, met dien verstande dat dit bedrag na het verstrijken van een periode van drie maanden van voortgezet verblijf in een huis van bewaring wordt verhoogd met een bedrag vanf. 250,= per maand.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. S.L. Donker, voorzitter, prof. dr. L.A.J.M. van Eck en dr. E. Rood-Pijpers, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 18 augustus 2000.

secretaris voorzitter

Nummer: 00/976/TP

Betreft: [...], verder te noemen klager.

Verslag van het behandelde ter zitting van de beroepscommissie uit de sectie terbeschikkingstelling van de Centrale Raad voor Strafrechtstoepassing, bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden,van 25 juli 2000, gehouden in de penitentiaire inrichtingen "Over-Amstel" te Amsterdam.

Samenstelling van de beroepscommissie:
voorzitter: mr. S.L. Donker,
leden: prof. dr. L.A.J.M. van Eck en dr. E. Rood-Pijpers.
De beroepscommissie is bijgestaan door de secretaris mr. E.W. Bevaart.

Gehoord is klager.
Namens de Minister van Justitie is de heer [...] gehoord.

Door klager is - zakelijk weergegeven - het volgende verklaard.
Hij vindt dat hij zijn straf verdiend heeft en dat het goed is dat hem een tbs-behandeling is opgelegd. Hij wil graag behandeld worden om een stap in de goede richting te zetten en het beste van zijn leven te kunnen maken. In hethuis van bewaring te Grave doen ze heel goed hun best, maar klager weet niet meer hoe hij het daar moet uithouden. Hij zit daar, vooral in de weekenden, lang op cel. Hij gebruikt veel verschillende medicijnen. Hoewel er veel drugsin het huis van bewaring te verkrijgen zijn, gebruikt hij geen drugs. Hij wil nooit meer drugs gebruiken.Vorig jaar heeft een vriendin van hem, van wie hij geen afscheid heeft kunnen nemen, suïcide gepleegd. Toen hij in depsychiatrie zat, heeft hij meegemaakt dat vier mensen suïcide gepleegd hebben. Ook hij heeft momenten dat hij in de war is en het zo moeilijk heeft dat hij denkt aan suïcide om maar van alles af te zijn. Hij zou vier weken na hetbezoek van een medewerker van het Dr. F.S. Meijers Instituut (MI) vernemen in welke tbs-inrichting hij zou worden opgenomen, maar hij heeft van het MI tot op heden niets gehoord.

Namens de Minister is als aanvulling op de schriftelijke inlichtingen en opmerkingen d.d. 18 juli 2000 - zakelijk weergegeven - het volgende naar voren gebracht.
Klager is aangeboden aan het FPI De Rooyse Wissel, maar vanuit die inrichting is nog geen bericht over de bereidheid tot opname ontvangen. Klager zal door een medewerker van het MI worden bezocht om te praten over klagers opname inhet FPI De Rooyse Wissel en klagers mening daarover te horen. Zodra die inrichting zich bereid heeft verklaard tot opname, zal de Minister de inrichting verzoeken klager met spoed op te nemen.
De Minister refereert zich aan het oordeel van de beroepscommissie met betrekking tot de vraag of klagers psychische conditie zodanig is dat hij als ongeschikt voor verblijf in een huis van bewaring moet worden aangemerkt en metvoorrang boven andere tbs-passanten in een tbs-inrichting moet worden geplaatst.

secretaris voorzitter

Naar boven