Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 03/2040/TP, 26 november 2003, beroep
Uitspraakdatum:26-11-2003

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 03/2040/TP

betreft: [klager] datum: 26 november 2003

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennis genomen van een op 27 augustus 2003 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

tegen een beslissing d.d. 14 augustus 2003 van de Minister van Justitie, verder te noemen de Minister,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.

1. De beoordeling
Ingevolge artikel 69, eerste en vierde lid Bvt juncto artikel 58, vijfde lid Bvt dient het beroepschrift tegen een beslissing tot verlenging van de passantentermijn uiterlijk op de zevende dag na die van de ontvangst van hetafschrift van die beslissing te worden ingediend. Als dag van indiening geldt de dag waarop het beroepschrift door het secretariaat van de beroepscommisie wordt ontvangen, dan wel de dag die door of namens het hoofd van deinrichting is gestempeld op het beroepschrift of de enveloppe waarin dit wordt verzonden. Een na afloop van de termijn van zeven dagen ingediend beroepschrift is niettemin ontvankelijk, indien blijkt dat het beroepschrift zo spoedigis ingediend als redelijkerwijs van de indiener van het beroep kon worden verlangd.

De beslissing waarvan beroep is op 16 augustus 2003 aan klager uitgereikt. De beroepstermijn is aangevangen op 17 augustus 2003. Het beroepschrift is gedateerd op 18 augustus 2003. Noch het beroepschrift noch de enveloppe waarin ditis verzonden bevatten een dagstempel, door of namens de directeur van de penitentiaire inrichting van verblijf gezet. Het beroepschrift is evenmin in een herkenbare inrichtingsenveloppe verzonden. Teneinde bijtijds - op de zevendedag - de beroepscommissie te kunnen bereiken had de brief uiterlijk op de zesde dag moeten zijn verzonden, en als uiterst poststempeldatum dus 22 augustus 2003 (een vrijdag) moeten dragen. Het poststempel op de enveloppe waarin hetberoepschrift is verzonden vermeldt echter als datum 25 augustus 2003, een maandag. De Algemene termijnenwet - die wel invloed heeft op de ontvangst en registratie van het beroepschrift door het secretariaat (van de zaterdag naar dedaaropvolgende maandag) - heeft geen invloed op de (on)tijdigheid van de verzending, die uiterlijk op vrijdag 22 augustus had moeten plaatsvinden.
Niet is gebleken van feiten of omstandigheden, op grond waarvan kan worden geoordeeld dat het beroepschrift zo spoedig is ingediend als redelijkerwijs van klager kon worden verlangd. Klager heeft, gelet op het vorenstaande, niettijdig beroep ingesteld. Klager kan om die reden niet in zijn beroep worden ontvangen.

2. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart klager niet-ontvankelijk in het beroep.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter, mr. S.L. Donker en drs. G.A.M. Mensing, leden, in tegenwoordigheid van mr. Chr.F. Swart-Babbé, secretaris, op 26 november 2003.

secretaris voorzitter

Naar boven