Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-18/2103/TA, 14 mei 2019, beroep
Uitspraakdatum:14-05-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

nummer:          R-18/2103/TA

betreft: [klaagster]                                                                  datum: 14 mei 2019

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van […], verder te noemen klaagster,  gericht tegen een uitspraak van 12 oktober 2018 van de beklagcommissie bij FPC Van der Hoeven Kliniek te Utrecht, verder te noemen de inrichting, alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, die in afschrift aan deze uitspraak is gehecht. Ter zitting van de beroepscommissie van 21 maart 2019, gehouden in de penitentiaire inrichting Vught, zijn gehoord klaagster en namens het hoofd van voormelde tbs-inrichting […], psychiater, […], juridisch medewerker, […], juridisch medewerker, en […], stagiaire.

Als toehoorder aanwezig was mr. R. Smeijers, secretaris bij de Raad.

De raadsman van klaagster, mr. F.J. Soriano, heeft telefonisch te kennen gegeven niet bij de zitting aanwezig te zijn.  Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie

Het beklag betreft:

a. verlenging maatregel van afzondering d.d. 24 juni 2018 (HK 2018-65),
b. verlenging maatregel van afzondering d.d. 19 juli 2018 (HK 2018-85) en
c. verlenging maatregel van afzondering d.d. 17 augustus 2018 (HK 2018-97).

De beklagcommissie heeft het beklag formeel gegrond en materieel ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven en heeft in verband met de formele verzuimen een tegemoetkoming toegekend ten bedrage van in totaal € 30,=.

 

2.         De standpunten van klaagster en het hoofd van de inrichting

Klaagster heeft in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.

Klaagster  is van mening dat de drie verlengingen van de maatregel van afzondering niet terecht waren. Daar was geen aanleiding of noodzaak voor. Wat de inrichting aangeeft, dat klopt niet. Alles wordt uitvergroot en er wordt gelogen. Klaagster trok zich niet terug, maar zat ten tijde van de maatregel van afzondering zoveel opgesloten dat zij geïsoleerd raakte. Zij is niet achterdochtig, agressief of vijandig. Klaagster miste therapie. Het gaat nu wel goed met klaagster. 

Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.

Duidelijk is dat er binnen de inrichting op momenten onvoldoende aandacht is voor de schriftelijke documentatie van beslissingen. Dat valt in deze zaak niet te ontkennen en is niet goed te praten. Wel worden beslissingen altijd mondeling met patiënten besproken. Uit de beschikbare informatie blijkt dat het formele stuk niet goed is ingevuld, maar dat de beslissingen inhoudelijk in stand kunnen blijven. Ten tijde van de maatregelen van afzondering ging het niet goed met klaagster. Zij trok zich terug en was lastig in te schatten. De maatregel van afzondering was nodig. Vanuit de inrichting is telkens getest wat klaagster wel en niet aankon. Er was niet voldoende progressie en zodoende is een procedure voor a-dwangbehandeling gestart.      

 

3.         De beoordeling

De beklagcommissie heeft het beklag tegen drie beslissingen tot verlenging van de maatregel van afzondering wegens vormverzuim gegrond verklaard en een tegemoetkoming toegekend. Klaagster heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld.

Aan de orde is de vraag of het beklag inhoudelijk gegrond moet worden verklaard. De beroepscommissie is van oordeel dat dit het geval is en overweegt daartoe als volgt. 

Op grond van artikel 34, eerste lid van de Bvt is het hoofd van de inrichting bevoegd een verpleegde af te zonderen of te separeren, indien dit noodzakelijk is met het oog op een belang als bedoeld in artikel 32, eerste lid van de Bvt. In dat laatste artikel zijn genoemd het belang van bescherming van de maatschappij tegen de gevaarlijkheid van de verpleegde voor de veiligheid van anderen dan de verpleegde of de algemene veiligheid van personen of goederen, het belang van de handhaving van de orde of de veiligheid in de inrichting en de afwending van ernstig gevaar voor de gezondheid van de verpleegde.

Een maatregel van afzondering is een ingrijpende beslissing. In geval van klaagster is deze maatregel in de zomer van 2018 driemaal verlengd terwijl de (schriftelijke) onderbouwing om tot deze besluiten te komen volledig ontbreekt.

De beroepscommissie heeft documentatie opgevraagd en ter zitting heeft de plaatsvervangend psychiater de omstandigheden waarin klaagster in die periode verkeerde globaal toegelicht. Niettemin blijft de onderbouwing van de separate beslissingen in geval van klaagster zodanig globaal en onder de maat, dat de beroepscommissie van oordeel is dat bij alle drie de verlengingen simpelweg niet in voldoende mate inhoudelijk getoetst kan worden of de noodzaak tot die verlengingen in het kader van de orde en veiligheid in de inrichting nog bestond en of bij die beslissingen voldoende aandacht is geweest voor mogelijke alternatieven voor de maatregel van afzondering. Door de onvoldoende motivering kan de beroepscommissie daarom niet beoordelen of die beslissingen in redelijkheid konden worden genomen. Het beroep wordt dan ook gegrond verklaard.  

Aangezien de rechtsgevolgen van de bestreden beslissing niet meer ongedaan zijn te maken komt klaagster, naast de reeds door de beklagcommissie toegekende vergoeding voor de formele gebreken, een tegemoetkoming toe. Het hoofd van de inrichting is in de gelegenheid gesteld zijn standpunt hieromtrent te bepalen. De beroepscommissie stelt de tegemoetkoming, nu het beroep gegrond is verklaard in verband met de onmogelijkheid om tot een inhoudelijke toetsing te komen, vast op € 50,= per beslissing.

 

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep voor zover nog aan de orde gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie in zoverre en verklaart het beklag ook in zoverre gegrond.

Zij bepaalt de aan klaagster toekomende tegemoetkoming op € 150,=.

 

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.J.H. van den Hombergh, voorzitter, mr. drs. L.C. Mulder en mr. J.M.L. Niederer, leden,  in tegenwoordigheid van mr. M. Simpelaar, secretaris, op 14 mei 2019

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

            secretaris                                 voorzitter                   

 

 

 

 

 

Naar boven