Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/3123/GV, 24 april 2019, beroep
Uitspraakdatum:24-04-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

nummer:          R-19/3123/GV

betreft: [klager]                                                           datum: 24 april 2019

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. W.B.O. van Soest, namens   […], verder te noemen klager,  gericht tegen een op 11 maart 2019 genomen beslissing van de Minister voor Rechtsbescherming (de Minister),  en van de onderliggende stukken.
De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager en zijn raadsman om het beroep schriftelijk toe te lichten. Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1.         De inhoud van de bestreden beslissing

De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van strafonderbreking afgewezen.

2.         De standpunten

Door en namens klager is het beroep als volgt – samengevat – toegelicht.

Klager verzoekt om strafonderbreking voor de duur van twee of drie dagen teneinde de bruiloft van zijn zoon bij te wonen. In verband met ernstige hartproblemen is hem in het ziekenhuis verteld dat hij niet lang meer zal leven. Aangezien klager mogelijk tijdens de detentieperiode of kort daarna zal overlijden, is zijn aanwezigheid bij de bruiloft noodzakelijk. Hoewel de bruiloft is gepland terwijl klager reeds was gedetineerd, dient hij bij deze bijzondere gebeurtenis aanwezig te zijn. Het is onbegrijpelijk dat de Minister, in afwijking van de adviezen van het multidisciplinair overleg (mdo) en de vrijhedencommissie van de penitentiaire inrichting (p.i.) Lelystad, onderhavig verzoek heeft afgewezen. In het licht van de huidige multiculturele samenleving is niet ongebruikelijk dat een trouwerij langer dan een dag duurt.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt – samengevat – toegelicht.

Hoewel klagers wens het huwelijk van zijn zoon bij te wonen begrijpelijk is, ontbreekt de noodzaak van zijn aanwezigheid daarbij. Het huwelijk kan worden uitgesteld tot een moment waarop klager, al dan niet in het kader van zijn detentiefasering, wel bij de huwelijksvoltrekking aanwezig kan zijn. Daarnaast was reeds op voorhand bekend dat klager ten tijde van de bruiloft gedetineerd zou zijn. De omstandigheid dat klager met gezondheidsklachten kampt, maakt het voorgaande niet anders. Er is immers geen medische verklaring overgelegd waaruit volgt dat het verlenen van strafonderbreking vanwege deze klachten noodzakelijk zou zijn. 

Op klagers verzoek om strafonderbreking zijn de volgende adviezen uitgebracht.

Het multidisciplinair overleg en de vrijhedencommissie van de p.i. Lelystad hebben positief geadviseerd ten aanzien van het verzoek om strafonderbreking voor de duur van drie dagen. Gelet op klagers fysieke klachten en het belang van het contact met zijn zoon en andere kinderen in het kader van nazorg, dient klager bij deze bijzondere gebeurtenis aanwezig te zijn. De reclassering heeft het recidiverisico en het risico dat klager zich zal onttrekken aan voorwaarden, als laag ingeschat. Daarnaast bestaan geen aanwijzingen om een risico op letselschade aan te nemen. De politie heeft het verlofadres geverifieerd en in orde bevonden.

3.         De beoordeling

Klager is gedetineerd in verband met een in Japan opgelegde gevangenisstraf van negen jaren met aftrek en een geldboete, wegens handelen in strijd met de Opiumwet. Op 8 maart 2018 is de tenuitvoerlegging van het strafvonnis in het kader van een WOTS-procedure aan de Nederlandse justitiële autoriteiten overgedragen en is klager naar Nederland overgebracht. De wettelijk vroegst mogelijk v.i.-datum valt op of omstreeks 28 december 2020. Op grond van artikel 34 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (de Regeling) kan strafonderbreking worden verleend wegens zodanig bijzondere omstandigheden in de persoonlijke sfeer, dat niet kan worden volstaan met een andere vorm van verlof. Artikel 37 van de Regeling bepaalt dat strafonderbreking kan worden verleend wegens dringende redenen van lichamelijk of psychische aard, gelegen in de persoon van de gedetineerde, indien en voor zover de inrichtingsarts heeft bevestigd dat deze redenen aan de voortzetting van detentie in de weg staan. Klager verzoekt om een strafonderbreking van twee of drie dagen teneinde de bruiloft van zijn zoon bij te wonen. Klager vreest dat hij vanwege zijn gezondheidsklachten niet lang meer te leven heeft, zodat zijn aanwezigheid bij het huwelijk noodzakelijk is. Op basis van de onderliggende stukken is de noodzaak voor het verlenen van strafonderbreking onvoldoende aannemelijk geworden. Er is geen verklaring van de inrichtingsarts overgelegd, die blijk zou kunnen geven van dringende redenen van lichamelijk aard als bedoeld in artikel 37 van de Regeling die aan de voorzetting van detentie in de weg staan. Bovendien is niet, althans onvoldoende, gebleken dat, gelet op het door klager beoogde verlofdoel, niet met incidenteel verlof zou kunnen worden volstaan. Daarom is niet aan het bepaalde in artikel 34 van de Regeling voldaan. Hoezeer de beroepscommissie begrijpt dat klager de bruiloft van zijn zoon wil bijwonen, rechtvaardigen de hiervoor genoemde omstandigheden, ondanks de positieve adviezen van het mdo en de vrijhedencommissie, een afwijzing van klagers verlofaanvraag. Daarom kan de beslissing van de Minister, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. W.F. Korthals Altes, voorzitter, J.G.A. van den Brand en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van M.G. Bikker, secretaris, op 24 april 2019.

 

 

            secretaris         voorzitter

Naar boven