Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/2863/GA, 03 mei 2019, beroep
Uitspraakdatum:03-05-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer:         R-19/2863/GA

Betreft:         [Klager]           datum: 3 mei 2019

 

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. drs. ir. G.A.S. Maduro, namens [Klager], verder te noemen klager, gericht tegen een op 8 februari 2019 genomen beslissing van de directeur van het Penitentiair Psychiatrisch Centrum (PPC) van de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Haaglanden, alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing. Ter zitting van de beroepscommissie van 18 april 2019, gehouden in het Justitieel Complex Zaanstad, is de raadsman van klager, mr. G. Palanciyan, gehoord. Voorts is gehoord […], plaatsvervangend vestigingsdirecteur van de p.i. Haaglanden. Klager heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid te worden gehoord ter zitting. Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1.         De inhoud van de bestreden beslissing

Het beroep betreft de beslissing van de directeur van 8 februari 2019, inhoudende dat klager wordt verplicht tot het ondergaan van een onvrijwillige geneeskundige behandeling als bedoeld in artikel 46d, aanhef en onder a, van de Pbw (verder: a-dwangbehandeling) voor de duur van drie maanden.

2.         De standpunten

Namens klager is het beroep als volgt – kort en zakelijk weergegeven – toegelicht. Klager wil zijn medicatie vrijwillig innemen. Doordat hij medicatie krijgt ingediend middels een injectie, wordt inbreuk gemaakt op zijn lichamelijke integriteit. Er moet gekeken worden naar minder ingrijpende middelen om hetzelfde effect bij klager te bereiken. De raadsman heeft geen verklaring waarom klager in bekertjes plast.
De directeur heeft de bestreden beslissing als volgt – kort en zakelijk weergegeven – toegelicht. Het zou fijn zijn als klager zou meewerken met vrijwillige inname van zijn medicatie. Hij weigert dit telkens. Nu hij weigert mee te werken, moet klager zijn medicatie krijgen door middel van een injectie. In het verleden heeft hij orale medicatie gehad, maar gebleken is dat hij veelal weigerde dit in te nemen.

3.         De beoordeling

Vanwege het ingrijpende karakter van de dwangbehandeling is in artikel 46e, tweede lid, van de Pbw bepaald dat de directeur, ten behoeve van zijn beslissing tot toepassing van dwangbehandeling, een verklaring van de behandelend psychiater dient over te leggen, evenals een verklaring van een psychiater die de gedetineerde met het oog daarop kort tevoren heeft onderzocht, maar niet bij diens behandeling betrokken was. Uit deze verklaringen dient te blijken dat de gedetineerde op wie de verklaring betrekking heeft, is gestoord in zijn geestvermogens en dat een geval als bedoeld in artikel 46d, onder a, van de Pbw, zich voordoet. In de door de directeur verstrekte inlichtingen, waaronder de schriftelijke mededeling van de beslissing a-dwangbehandeling, de verklaring van de behandelend psychiater tevens uittreksel van klagers behandelplan en de verklaring van de tweede psychiater die klager met het oog daarop klager kort tevoren heeft onderzocht, maar niet bij de behandeling betrokken was, komt het navolgende – kort en zakelijk weergegeven – naar voren. Klager is bekend met psychotische decompensaties, een stoornis in gebruik van alcohol en drugs, zwakbegaafdheid en antisociale persoonlijkheidstrekken. Dit leidt tot zeer onaangepast en agressief gedrag. Bij klager was sprake van hallucinatoir gedrag, waarbij hij aandachtig naar het plafond keek, oogcontact meed en bizar gedrag liet zien. Klager nam een fysiek dreigende houding aan. Op 17 januari 2019 heeft klager vanuit een psychotische toestand plotseling een personeelslid met een vuist in het gezicht geslagen. Klager heeft hierop een depot antipsychotica toegediend gekregen. Hij was aanvankelijk dreigend en niet in te schatten. Hij verzamelde urine in bekertjes, waarbij hij de indruk wekte hiermee te willen gooien. Na het inwerken van het depot is de psychose grotendeels in remissie gegaan en is de dreiging afgenomen. Voortzetting van het depot is noodzakelijk, omdat klager zonder medicatie zal terugvallen in een psychose en daardoor agressief zal worden. Klager heeft langdurig stabiel gefunctioneerd met depotantipsychotica. Ook nu wordt een verbetering dankzij het depot gezien. Op klagers verzoek is de depotmedicatie omgezet naar orale medicatie. Eveneens op verzoek van klager werden vervolgens de orale antipsychotica afgebouwd. Helaas werd hij daarna opnieuw psychotisch en zeer agressief. Uit het dossier blijkt afdoende dat sprake is van het in artikel 46a van de Pbw vermelde gevaar, te weten het gevaar dat de gedetineerde een ander van het leven zal beroven of hem ernstig lichamelijk letsel zal toebrengen. Gelet op het voorgaande stelt de beroepscommissie vast dat volgens de psychiaters bij klager sprake is van een psychische stoornis. Verder is voldoende aannemelijk dat klager vanuit die stoornis gevaar veroorzaakt en dat, zonder een geneeskundige behandeling, het gevaar dat de stoornis van zijn geestvermogens klager doet veroorzaken, niet binnen een redelijke termijn kan worden weggenomen. Tevens is voldoende aannemelijk geworden dat de gekozen dwangbehandeling voldoet aan de eisen van proportionaliteit, subsidiariteit en doelmatigheid. De beslissing van de directeur om bij klager een dwangbehandeling, als bedoeld in artikel 46d, aanhef en onder a, van de Pbw toe te passen kan derhalve niet worden aangemerkt als onredelijk of onbillijk.

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.W. Wabeke, voorzitter, U.P. Burke en drs. M.J. Selnick Marzullo, leden, in tegenwoordigheid van mr. A. de Groot, secretaris, op 3 mei 2019.

 

            secretaris         voorzitter

 

Naar boven