Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 03/1923/TP, 17 november 2003, beroep
Uitspraakdatum:17-11-2003

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 03/1923/TP

betreft: [klager] datum: 17 november 2003

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennis genomen van een op 13 augustus 2003 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

tegen een beslissing van de Minister van Justitie, verder te noemen de Minister,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft de termijn waarbinnen klager in een inrichting voor verpleging van ter beschikking gestelden (tbs-inrichting) had moeten zijn geplaatst met ingang van 12 september 2003 verlengd tot 11 december 2003.

2. De feiten
Klager is bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak d.d. 30 mei 2002 veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 18 maanden met aftrek en ter beschikking gesteld met bevel dat hij van overheidswege zal wordenverpleegd.
De terbeschikkingstelling (tbs) van klager is volgens de Minister ingegaan op 19 juni 2002. Sindsdien heeft klager in afwachting van zijn plaatsing in een tbs-inrichting als passant verbleven in het huis van bewaring (h.v.b.)Overmaze te Maastricht.
Volgens inlichtingen van de Minister d.d. 30 september 2003 is klager geselecteerd voor plaatsing in het Forensisch Psychiatrisch Instituut De Rooyse Wissel te Venray, maar is nog geen plaatsingsbeslissing genomen.

3. De standpunten
Klager heeft het beroep als volgt toegelicht.
Hij is het er niet mee eens dat zijn passantentermijn vanwege het capaciteitstekort is verlengd.

Namens de Minister is inzake het beroep het volgende standpunt naar voren gebracht.
Het beroep zal ongegrond zijn. Op 31 juli 2003 is klager gehoord en bericht over de verlenging van de passantentermijn. De beslissing is hem op 7 augustus 2003 uitgereikt. Klager kon wegens het tekort aan tbs-plaatsen nog niet ineen tbs-inrichting worden geplaatst. Ten tijde van de bestreden beslissing verbleef klager 12 maanden in een h.v.b. Gelet op die duur heeft de Minister klager een aanbod tot een tegemoetkoming gedaan, waar klager gebruik van wilmaken. Klager is een vasstellingsovereenkomst toegezonden.
Er bestaat geen aanleiding ten aanzien van klager af te wijken van de volgorde van plaatsing in tbs-inrichtingen die primair wordt bepaald door de aanvangsdatum van de tbs. Niet is gebleken dat hij met voorrang boven anderetbs-passanten in een tbs-inrichting moet worden geplaatst. Klager verblijft op de bijzondere zorgafdeling van het h.v.b. Overmaze. De Minister had ten tijde van het nemen van de bestreden beslissing vanuit de inrichting van klagersverblijf geen signalen ontvangen dat klagers situatie in het h.v.b. onhoudbaar zou zijn en/of dat van detentieongeschiktheid moest worden gesproken. De overgelegde medische verklaring geeft geen aanleiding klager met voorrang in eentbs-inrichting te plaatsen.

4. De beoordeling
Zoals de beroepscommissie in haar uitspraak d.d. 9 februari 1998 (C 97/28) heeft overwogen leidt een beslissing van de Minister tot verlenging van de passantentermijn wegens capaciteitstekort niet zonder meer tot gegrondverklaringvan het beroep. Volgens bestendige jurisprudentie van de beroepscommissie kan het beroep leiden tot gegrondverklaring indien de duur van de passantentermijn onredelijk en onbillijk moet worden geacht en/of de psychische conditie vande tbs-passant zodanig is dat hij als ongeschikt voor verder verblijf in een h.v.b. moet worden aangemerkt.

In de onderhavige zaak is gebleken dat klager als gevolg van de bestreden beslissing langer dan 15 maanden als tbs-passant in een h.v.b. verblijft. Een zodanige duur moet, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, in ditgeval als onredelijk en onbillijk worden aangemerkt.
De beroepscommissie is van oordeel dat zulks meebrengt - het hiervoor overwogene in aanmerking genomen - dat het beroep gegrond is en dat de beslissing van de Minister tot verlenging van de passantentermijn op materiële grond dientte worden vernietigd.

Uit de medische verklaring d.d. 23 september 2003 van de Forensisch Psychiatrische Dienst Maastricht blijkt dat de psychische conditie van klager op dat moment niet van dien aard was dat een verder verblijf in het h.v.b. Overmazeals onverantwoord moest worden beschouwd. Wel is aangegeven dat niet wordt uitgesloten dat klager, gelet op de duur van zijn passantentermijn, in de toekomst meer spanningsklachten (met mogelijke gevolgen op de bloeddruk) kan gaanontwikkelen als hij langer moet wachten.
Ten tijde van het nemen van de bestreden beslissing had de Minister geen signalen ontvangen dat klagers situatie in het h.v.b. onhoudbaar zou zijn en/of dat van detentieongeschiktheid moest worden gesproken.
De beroepscommissie gaat er derhalve van uit dat er ten tijde van de bestreden beslissing geen aanleiding bestond om klager bij voorrang in een tbs-inrichting te plaatsen.

De beroepscommissie zal, al het hiervoor overwogene in aanmerking genomen, met toepassing van artikel 66, derde lid onder c, Bvt, volstaan met vernietiging van de bestreden beslissing. Zij gaat er daarbij vanuit dat klager tenspoedigste daadwerkelijk in FPI De Rooyse Wissel dan wel een andere tbs-inrichting zal worden geplaatst.
Nu de rechtsgevolgen van de op materiële grond te vernietigen beslissing niet meer ongedaan zijn te maken dient klager terzake een tegemoetkoming te worden geboden. Volgens de Minister is klager een vaststellingsovereenkomst inzakeeen toe te kennen tegemoetkoming toegezonden. Voor zover de beroepscommissie bekend, is nog geen sprake van een door zowel klager als de Minister ondertekende vaststellingsovereenkomst. Derhalve zal de beroepsommissie
de toe te kennen tegemoetkoming vaststellen op € 600,= per maand vanaf de dag dat het verblijf van klager als tbs-passant in een h.v.b. 12 maanden heeft geduurd tot de dag waarop plaatsing in een tbs-inrichting daadwerkelijk isverwezenlijkt, met dien verstande dat dit bedrag na het verstrijken van een periode van drie maanden van voortgezet verblijf in een h.v.b. wordt verhoogd met een bedrag van € 125,= per maand.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing.
Zij bepaalt de aan klager ten laste van de Minister toekomende tegemoetkoming op
€ 600,= per maand vanaf de dag dat het verblijf van klager als tbs-passant in een h.v.b. 12 maanden heeft geduurd tot de dag waarop plaatsing in een tbs-inrichting daadwerkelijk is verwezenlijkt, met dien verstande dat dit bedrag nahet verstrijken van een periode van drie maanden van voortgezet verblijf in een h.v.b. wordt verhoogd met een bedrag van € 125,= per maand.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter, mr. S.L. Donker en drs. G.A.M. Mensing, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 17 november 2003

secretaris voorzitter

Naar boven