Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/2728/GV, 24 april 2019, beroep
Uitspraakdatum:01-05-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

nummer:          R-19/2728/GV

betreft: [klager]                                    datum: 24 april 2019

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M. de Reus, namens   […], verder te noemen klager,  gericht tegen een op 23 januari 2019 genomen beslissing van de Minister voor Rechtsbescherming (de Minister),  en van de onderliggende stukken.
De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager en zijn raadsman om het beroep schriftelijk toe te lichten. Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1.         De inhoud van de bestreden beslissing

De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2.         De standpunten

Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht.

Aan de bestreden beslissing is de omstandigheid ten onrechte ten grondslag gelegd dat klager niet over een aanvaardbaar verlofadres beschikt. Klagers ouders hebben bedenkingen bij een verblijf tijdens een penitentiair programma (p.p.), maar niet bij een verblijf tijdens een algemeen verlof. Zij hebben toestemming gegeven voor een kortdurend verlof van maximaal een weekend. Klagers verzoek om algemeen verlof is daarnaast afgewezen vanwege gebleken onbetrouwbaarheid met betrekking tot het nakomen van afspraken. In 2014 heeft klager een aan hem opgelegde taakstraf niet (naar behoren) uitgevoerd. Deze omstandigheid kan echter, gelet op het tijdsverloop, de afwijzing van klagers verlofaanvraag niet dragen. Het Openbaar Ministerie (OM) heeft daarnaast niet over een eventueel te verlenen algemeen verlof geadviseerd, maar over klagers detentiefasering. Bovendien kunnen aan het verlof bijzondere voorwaarden worden verbonden, die eventueel aanwezige risico’s kunnen doen verminderen. Gelet op klagers strafrestant valt niet in te zien waarom verlofverlening thans te vroeg zou zijn. De vrijhedencommissie van de locatie De Schie te Rotterdam heeft positief geadviseerd op de verlofaanvraag.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.

Klager beschikt niet over een aanvaardbaar verlofadres, daar zijn ouders uitdrukkelijk hebben aangegeven dat hij daar niet welkom is. Klager kan slechts op het woonadres van zijn ouders verblijven ingeval van bijzondere familieomstandigheden. Indien daarvan sprake is, zal de familie zelf contact opnemen met de casemanager. Gelet op het hoge recidiverisico en het risico dat klager zich zal onttrekken aan voorwaarden, achten het OM en de reclassering het opleggen van bijzondere voorwaarden niet haalbaar. Dat geldt zowel voor klagers detentiefasering als het verlenen van algemeen verlof.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.

De vrijhedencommissie van de locatie De Schie te Rotterdam heeft positief geadviseerd over de verlofaanvraag. Nu klager in aanmerking komt voor plaatsing in een zeer beperkt beveiligde inrichting of deelname aan een p.p., kan het verlof bijdragen aan een succesvolle terugkeer in de samenleving. Vanwege het tijdsverloop dient het feit dat klager in 2014 zijn taakstraf niet heeft uitgevoerd, geen rol te spelen.
De advocaat-generaal bij het ressortparket te Den Haag heeft aangegeven bezwaar te hebben  tegen detentiefasering, nu klager zich niet aan afspraken houdt en het recidiverisico en het risico dat klager zich zal onttrekken aan voorwaarden als hoog worden ingeschat. Er is sprake van een delictspatroon dat in ernst toeneemt. Gelet op de aanwezige risico’s is het opleggen van bijzondere voorwaarden in het kader van klagers detentiefasering niet haalbaar. Het is maatschappelijk onverantwoord klager zonder bijzondere voorwaarden te laten faseren. Klager komt thans, gelet op zijn strafrestant en de aanwezige risico’s, niet voor detentiefasering in aanmerking. De reclassering heeft het recidiverisico en het risico op letselschade ingeschat als gemiddeld. Het risico op het zich onttrekken aan voorwaarden wordt als hoog ingeschat. De politie heeft het verlofadres geverifieerd en niet in orde bevonden. Het door klager opgegeven verlofadres is het woonadres van zijn ouders. Klagers ouders geven geen toestemming hem op hun adres te laten verblijven. Dit verdient uitzondering, indien sprake is van bijzondere familieomstandigheden. In een dergelijk geval neemt de familie contact op met de casemanager. Van bijzondere familieomstandigheden is thans geen sprake. Klagers ouders hebben daarnaast te kennen gegeven bezwaar te hebben tegen zijn verblijf op hun adres gedurende een p.p. Nadien hebben klagers ouders (alsnog) toestemming gegeven voor klagers verblijf op hun adres gedurende een verlof van maximaal een weekend. Hiervoor kan klager een nieuw verzoek om algemeen verlof indienen.

3.         De beoordeling

Klager heeft beroep in cassatie ingesteld tegen een aan hem opgelegde gevangenisstraf van vier jaren en vijf maanden met aftrek, wegens – kort gezegd – (gekwalificeerde) diefstal en wederrechtelijke vrijheidsberoving. Aansluitend dient hij eventueel een subsidiaire hechtenis van vier dagen te ondergaan. Voorts heeft klager een betalingsverplichting in verband met een aan hem opgelegde schadevergoedingsmaatregel van € 5.782,99. De fictieve einddatum van klagers detentie is thans bepaald op 6 oktober 2020. Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers eerste verlofaanvraag. Vooropgesteld dient te worden dat bij verzoeken tot algemeen verlof een belangenafweging dient te worden gemaakt tussen enerzijds het individuele belang van de gedetineerde zich tijdig en goed te kunnen voorbereiden op zijn terugkeer in de maatschappij en anderzijds het algemeen belang van – onder meer – de orde, rust en veiligheid in de samenleving en een ongestoorde tenuitvoerlegging van de opgelegde vrijheidsstraf. Op grond van artikel 14, eerste lid, aanhef en onder a en b, van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (de Regeling) komt een gedetineerde eerst voor algemeen verlof in aanmerking, wanneer hij is veroordeeld tot een vrijheidsstraf en, ingeval de veroordeling nog niet onherroepelijk is, de duur van de in voorlopige hechtenis doorgebrachte tijd ten minste gelijk is aan een derde deel van de onvoorwaardelijk opgelegde straf. Daarnaast dient het strafrestant van de gedetineerde nog ten minste drie maanden en ten hoogste een jaar te bedragen. Blijkens de toelichting bij dit artikel impliceert het bepaalde in het eerste lid, aanhef en onder b, dat een gedetineerde niet verwikkeld mag zijn in gerechtelijke procedures op grond waarvan de oorspronkelijke ontslagdatum nog zou kunnen verschuiven. In het advies van de advocaat-generaal is vermeld dat de fictieve einddatum van klagers detentie is bepaald op 6 oktober 2020. Klager geeft te kennen dat het door hem ingestelde beroep in cassatie waarschijnlijk medio 2020 zal dienen. Overigens blijkt uit de onderhanden stukken niet wanneer de inhoudelijke behandeling van het cassatieberoep zal plaatsvinden. Nu geen redenen bestaan niet van voornoemde fictieve einddatum uit te gaan, komt klager, gelet op het feit dat zijn strafrestant meer dan een jaar bedraagt, (nog) niet in aanmerking voor algemeen verlof. De afwijzing van onderhavig verzoek kan reeds daarom niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. W.F. Korthals Altes, voorzitter, J.G.A. van den Brand en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van M.G. Bikker, secretaris, op 24 april 2019.

 

 

            secretaris         voorzitter

 

Naar boven