Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/2627/GA, 02 mei 2019, beroep
Uitspraakdatum:02-05-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

nummer:          R-19/2627/GA

betreft: [Klager]           datum: 2 mei 2019

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. W.E.R. Geurts, namens [Klager], verder te noemen klager, gericht tegen een uitspraak van 19 december 2018 van de alleensprekende beklagrechter bij de penitentiaire inrichting Alphen, alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht. Ter zitting van de beroepscommissie van 22 februari 2019, gehouden in het Justitieel Complex Zaanstad, is klager gehoord. Klagers raadsvrouw, mr. W.E.R. Geurts, en de directeur van eerdergenoemde p.i. hebben geen gebruik gemaakt van de gelegenheid te worden gehoord ter zitting. Klagers raadsvrouw, mr. W.E.R. Geurts, heeft de beroepscommissie verzocht tot het doen opmaken van een verslag van horen. De beroepscommissie heeft dit verzoek toegewezen. Op 8 maart 2019 is het verslag van horen vastgesteld en verstuurd naar de procespartijen, met daarbij de opmerking dat zij desgewenst binnen zeven dagen op het verslag kunnen reageren. Op 13 maart 2019 is er een reactie op het verslag binnengekomen van de raadsvrouw. Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter

Het beklag betreft:

a. Het gegeven dat klager tijdens zijn verblijf op de inkomstenafdeling geen activiteiten aangeboden heeft gekregen (AE 2018/851);

b. Het plaatsen van klager op een meerpersoonscel (AE 2018/959). De beklagrechter heeft het beklag onder a. en b. ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2.         De standpunten van klager en de directeur

Door klager is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt – kort en zakelijk weergegeven – toegelicht. Bij binnenkomst in de p.i. Alphen heeft klager direct duidelijk gemaakt dat hij vanwege persoonlijke problematiek niet op een meerpersoonscel kan worden geplaatst. Zijn persoonlijke problematiek is zowel van psychische als van lichamelijke aard. Klager werd niet geplaatst op een eenpersoonscel, maar moest naar de inkomstenafdeling. Klager heeft een paar dagen op de inkomstenafdeling gezeten. Daarna is hij voor drie dagen in de extra zorgvoorziening (EZV) geplaatst. Vervolgens is klager weer naar de inkomstenafdeling geplaatst omdat hij volgens de directeur niet in een EZV thuishoorde. Hij verbleef uiteindelijk 62 dagen op de inkomstenafdeling, meegerekend de dagen dat klager in de EZV verbleef. Klager kreeg de eerste twee dagen op de inkomstenafdeling niet de mogelijkheid te luchten. Pas na die twee dagen heeft klager dagelijks een uur kunnen luchten. Recreatie werd hem niet aangeboden. Klager heeft in de 62 dagen dat hij op de inkomstenafdeling verbleef slechts drie keer kunnen sporten. Vanwege lichamelijke klachten moet hij van de arts elke dag sporten. Klager accepteerde dat hij op de inkomstenafdeling werd geplaatst toen hij weigerde plaats te nemen in een meerpersoonscel. Klager zit liever daar dan dat hij een cel met een ander moet delen. De raadsvrouw deelt schriftelijk mede dat zij, naar aanleiding van hetgeen is opgenomen in het verslag van horen, geen nadere aanvullingen heeft op wat klager ter zitting naar voren heeft gebracht. De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagrechter, in beroep niet toegelicht.

3.         De beoordeling

Bij binnenkomst in de inrichting heeft klager gezegd dat hij geplaatst moest worden op een eenpersoonscel. Tegen een gedragsdeskundige heeft hij gezegd dat hij iemand zal neersteken als hij geplaatst wordt op een meerpersoonscel. Dit zou hij reeds eerder gedaan hebben. Naar aanleiding van deze mededeling is klager geplaatst op de inkomstenafdeling, teneinde te onderzoeken of wat klager zei juist was. Toen leek dat er geen aanwijzingen waren dat klager eerder iemand had neergestoken, is bepaald dat hij bij gebreke van andere contra-indicaties geplaatst zou worden in een meerpersoonscel. Klager heeft dit geweigerd en heeft de directeur verzocht op de inkomstenafdeling te mogen blijven. Klager is gezegd  dat zijn verzoek zal worden gehonoreerd, maar dat er geen speciale activiteiten worden aangeboden op de inkomstenafdeling. Klager is hiermee akkoord gegaan. Nu niet is gebleken dat klager op een meerpersoonscel is geplaatst en klager heeft ingestemd met een verblijf op de inkomstenafdeling in de wetenschap dat daar geen activiteiten worden aangeboden, zal het beroep onder a. en b. ongegrond worden verklaard.

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep onder a. en b. ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter, met verbetering van de gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.M. van der Nat, voorzitter, U.P. Burke en mr. R.H. Koning, leden, in tegenwoordigheid van mr. A. de Groot, secretaris, op 2 mei 2019.

 

secretaris        voorzitter

 

Naar boven