Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-18/2462/GA, 01 mei 2019, beroep
Uitspraakdatum:01-05-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

nummer:          R-18/2462/GA

betreft: [klager]            datum: 1 mei 2019

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. D.M. Penn, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een uitspraak van 10 december 2018 van de alleensprekende beklagrechter bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Middelburg, en van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, die in afschrift aan deze uitspraak is gehecht. De beroepscommissie heeft de directeur van bovengenoemde inrichting in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager en zijn raadsman om het beroep schriftelijk toe te lichten. Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter

Het beklag betreft de beslissing van 11 oktober 2018 tot afwijzing van klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van incidenteel verlof (MB-2018-000236). De beklagrechter heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in het beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2.         De standpunten

Door en namens klager is het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht. De redenen van onderhavig beklag konden niet direct of binnen de termijn worden opgegeven, omdat de bestreden beslissing niet voorhanden was. In een dergelijk geval ligt het voor de hand binnen de termijn een (pro forma) klaagschrift in te dienen en een nadere termijn te verzoeken om de redenen van het beklag aan te vullen, nadat de onderliggende stukken zijn verkregen. Een eventuele termijnoverschrijding zou dan op zijn minst verschoonbaar moeten worden geacht. Het is onduidelijk wanneer klager van de bestreden beslissing op de hoogte is gebracht. Nu de redenen van de afwijzing van de verlofaanvraag ten tijde van het indienen van het pro forma klaagschrift niet bekend waren, dient de overschrijding van de termijn waarbinnen gemotiveerd beklag had behoren te worden gedaan als verschoonbaar te worden aangemerkt. De onderliggende stukken zijn nooit verstrekt. Evenmin is een termijn voor het aanvullen van de gronden gegeven en is een hoorzitting gepland. Klager verzoekt om incidenteel verlof teneinde een paspoort bij het gemeentehuis te kunnen aanvragen. Het feit dat klager niet in Nederland is ingeschreven, kan de afwijzing van de verlofaanvraag niet rechtvaardigen. Ook niet-ingeschrevenen kunnen een paspoort aanvragen.
De directeur heeft het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt in beroep niet toegelicht.

3.         De beoordeling

Klager is in het kader van de Wet overdacht tenuitvoerlegging strafvonnissen naar Nederland overgebracht. Hij ondergaat een gevangenisstraf van acht jaren met aftrek, wegens handelen in strijd met de Opiumwet. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 5 mei 2020.

Ontvankelijkheid van het beklag

De beklagrechter heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag, omdat het door diens raadsman ingediende klaagschrift niet de redenen van het beklag vermeldt. Op grond van artikel 60, eerste lid, van de Pbw kan een gedetineerde bij de beklagrechter beklag doen over een hem betreffende door of namens de directeur genomen beslissing. Uit artikel 61, derde lid, van de Pbw volgt dat het klaagschrift zo nauwkeurig mogelijk de beslissing waarover wordt geklaagd en de redenen van het beklag vermeldt. Ingevolge artikel 61, vijfde lid, van de Pbw dient een klaagschrift uiterlijk op de zevende dag na die waarop de gedetineerde kennis heeft gekregen van de beslissing waarover hij zich wenst te beklagen, te worden ingediend. De indiener van een na afloop van deze termijn ingediend klaagschrift is niettemin ontvankelijk, als redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat hij in verzuim is geweest. Deze bepalingen dienen, in onderling verband en samenhang bezien, aldus te worden uitgelegd dat de gronden van een klaagschrift binnen de hiervoor bedoelde beklagtermijn, of – indien een termijnoverschrijding verschoonbaar is – zoveel later als redelijk is, kunnen worden ingediend. De na deze termijn ingediende gronden zijn te laat. Dit geldt met name, indien klager wordt bijgestaan door een advocaat en deze namens klager het klaagschrift indient. Uit de onderliggende stukken volgt dat klagers raadsman op 19 oktober 2018 een pro forma klaagschrift heeft ingediend. Op diezelfde dag heeft de commissie van toezicht eveneens een klaagschrift van klager ontvangen. Klager schrijft dat hij in beroep gaat, omdat zijn identiteitsbewijs in Zwitserland niet geldig is. Klager heeft deze tekst geschreven op de aan hem uitgereikte beslissing van 11 oktober 2018 tot afwijzing van zijn verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van incidenteel verlof. Nu klager tijdig een met redenen omkleed klaagschrift tegen de voornoemde beslissing van 11 oktober 2018 heeft ingediend, heeft de beklagrechter hem ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard in zijn klacht. De beroepscommissie zal klager daarom alsnog ontvankelijk verklaren in het beklag.

Inhoudelijk

Artikel 31 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting bepaalt dat incidenteel verlof kan worden verleend om de gedetineerde in de gelegenheid te stellen praktische voorbereidingen op zijn invrijheidstelling te treffen. Een dergelijk incidenteel verlof wordt slechts verleend, indien de invrijheidstelling binnen drie maanden te verwachten valt en de voorbereidingen niet op een andere wijze kunnen worden getroffen. Klager verzoekt om incidenteel verlof teneinde een paspoort bij het gemeentehuis aan te vragen. Uit de stukken komt naar voren dat de p.i. Middelburg door middel van een inschrijving in de gemeente Middelburg voorziet in een procedure voor het aanvragen van een identiteitsbewijs. Nu de voorbereidingen op klagers invrijheidstelling op een andere wijze kunnen worden getroffen, kan de bestreden beslissing niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beklag zal daarom ongegrond worden verklaard.

4.         De uitspraak

De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagrechter, verklaart klager alsnog ontvankelijk in zijn beklag, maar verklaart dit beklag ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. W.F. Korthals Altes, voorzitter, J.G.A. van den Brand en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van M.G. Bikker, secretaris, op 1 mei 2019.

 

            secretaris         voorzitter

 

Naar boven