Nummer : S-19/1386/SGA
Betreft : [verzoeker] datum: 1 april 2019
De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift, ingediend door mr. W.B.O. van Soest, namens[…], verder verzoeker te noemen, verblijvende in de locatie Zuyder Bos te Heerhugowaard. Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 66, eerste lid, van de Pbw, van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur van voormelde inrichting van 20 maart 2019, inhoudende de oplegging van een locatieverbod voor een bepaald dorp - met een straal van 5 kilometer daaromheen - tijdens vrijheden tijdens zijn verblijf in de zeer beperkt beveiligde inrichting. De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van het klaagschrift van 27 maart 2019 alsmede van de schriftelijke inlichtingen van de directeur van 29 maart 2019.
1. De beoordeling
De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en beslist. Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing waartegen beklag is ingediend in strijd is met een wettelijk voorschrift dan wel zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing. Naar het oordeel van de voorzitter is dat niet het geval. Uit de inlichtingen van de directeur blijkt dat het locatieverbod is opgelegd omdat er een slachtoffer binnen het gebied zou wonen. Volgens verzoeker is dit niet het geval. Verzoeker is door het locatieverbod niet in staat zijn moeder en zijn vriendin te bezoeken. De directeur heeft contact opgenomen met het Informatiepunt Detentieverloop (IDV); de voorwaarden zijn opgelegd op initiatief van het Justitieel Complex Zaanstad en door de locatie Zuyder Bos overgenomen. Hoe het Justitieel Complex aan de namen en woonplaatsen van de slachtoffers komt is niet bekend. Het IDV heeft op verzoek van de directeur op 26 maart 2019 de slachtoffers aangeschreven en tien dagen de gelegenheid gegeven om te reageren. De directeur heeft de voorwaarden gehandhaafd zolang dit onderzoek loopt. Gelet op het bovenstaande kon de directeur – naar het voorlopig oordeel van de voorzitter – in redelijkheid, daarbij met name gelet op het (mogelijk) belang van het slachtoffer, de hier aan de orde zijnde bijzondere voorwaarde opleggen. Het verzoek zal daarom worden afgewezen.
2. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek af.
Aldus gedaan door mr. M.J. Stolwerk, voorzitter, in tegenwoordigheid van bc. L. Vis-van Alff, secretaris, op 1 april 2019
secretaris voorzitter
Versie informatie document
Publicatie op Raad voor strafrechtstoepassing en jeugdbescherming:
Huidige versie: 1
Datum beschikbaarheid huidige versie: 10-05-2019 (vanaf dit moment beschikbaar op Raad voor strafrechtstoepassing en jeugdbescherming)
Datum document:
Uitspraakdatum: 01-04-2019