Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-18/1581/GA, 24 april 2019, beroep
Uitspraakdatum:24-04-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

nummer:          R-18/1581/GA

betreft: [klager]            datum: 24 april 2019

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J.C. Duin, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een uitspraak van 27 augustus 2018 van de alleensprekende beklagrechter bij de penitentiaire inrichtingen Limburg-Zuid,  alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep die in afschrift aan deze uitspraak is gehecht. De beroepscommissie heeft de directeur in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman mr. J.C. Duin om het beroep schriftelijk toe te lichten. Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:          

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter Het beklag betreft de weigering van klager plaats te nemen in een meerpersoonscel (mpc). (G-2018-000512). De beklagrechter heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2.         De standpunten van klager en de directeur

Namens klager is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. De mpc is te klein en voldoet niet aan de eisen van de Europese Commissie voor Preventie van Martelingen van de Raad van Europa (CPT). De CPT heeft bepaald dat de minimale oppervlakte van een mpc voor twee gedetineerden is gesteld op 8 m2. Echter, het is wenselijk dat deze bij twee gevangenen op zijn minst 10 m2 is. Klagers cel is 8,17 m2. Het is inhumaan om in een dergelijke mpc te moeten leven. Verzocht wordt om het beroep mondeling te mogen toelichten en klager te compenseren. De directeur heeft het standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagrechter, in beroep niet toegelicht.

3.         De beoordeling

Namens klager is verzocht het beroep mondeling te mogen toelichten. De beroepscommissie wijst dit verzoek af, omdat de noodzaak van een mondelinge toelichting niet is gebleken. Zij acht zich op basis van de stukken voldoende ingelicht om op het beroep te beslissen. Klager heeft geweigerd na daartoe opdracht gekregen te hebben van de directeur, plaats te nemen in een mpc. Klager onderbouwt zijn weigering met de stelling dat de mpc niet voldoet aan de eisen die daaraan door de Europese Commissie voor Preventie van Martelingen van de Raad van Europa worden gesteld. Gelet hierop kan klager worden ontvangen in zijn beklag. De beroepscommissie verklaart evenwel dit beklag ongegrond, aangezien uit de stukken niet is gebleken dat de mpc waarin klager geplaatst zou worden, niet aan de gestelde minimumeisen voldoet.

4.         De uitspraak

De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagrechter, verklaart klager alsnog ontvankelijk in zijn beklag, maar verklaart dit beklag ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.A.M. de Wit, voorzitter, mr. A. van Holten en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.C. Vogel, secretaris, op 24 april 2019.

 

secretaris        voorzitter

 

Naar boven