Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 00/0986/GM, 21 augustus 2000, beroep
Uitspraakdatum:21-08-2000

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 00/986/GM

betreft: [klager] datum: 21 augustus 2000

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire Maatregel (PM) heeft kennis genomen van een op 25 mei 2000 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J.A.P. Hoens, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de penitentiaire inrichting (p.i.) "Utrecht", locatie Nieuwegein,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag d.d. 18 mei 2000 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Justitie.

Het beroep is behandeld ter zitting van de beroepscommissie van 29 juni 2000, gehouden in de p.i. "Over-Amstel" te Amsterdam. Klagers raadsman voornoemd heeft schriftelijk bericht dat klager verhinderd is ter zitting te verschijnen.Nadien is een schriftelijke toelichting op het beroep gegeven, welke ter kennis is gebracht van de inrichtingsarts.
De inrichtingsarts heeft telefonisch laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen en heeft volstaan met een schriftelijke reactie op het beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur d.d. 17 maart 2000, betreft de geringe hoeveelheid methadon die klager dagelijks verstrekt krijgt.

2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Namens klager is de klacht als volgt toegelicht:
Voordat klager op 24 februari 2000 naar de p.i. te Nieuwegein werd overgeplaatst verbleef hij – sedert 10 december 1999 – in de p.i. „De IJssel“ te Krimpen aan den IJssel. Omdat hij al meer dan vijftien jaar zwaar verslaafd wasgebruikte hij voordien op voorschrift van zijn behandelend arts een dagelijkse onderhoudsdosis methadon van 70 mg. De inrichtingsarts van de p.i. „De IJssel“ weigerde hem dezelfde dosis te verstrekken en schreef hem een dagelijksedosis van 30 mg. voor. Klager heeft zich hierover, mede vanwege de klachten die waren ontstaan door de geringe dosis, herhaalde malen bij de inrichtingsarts beklaagd, doch zonder resultaat. Na zijn overplaatsing naar de p.i. teNieuwegein weigerde ook de aan deze p.i. verbonden inrichtingsarts, bij herhaling, hem zijn ‘oude’ onderhoudsdosis methadon voor te schrijven, zonder dat duidelijk is geworden waarom de arts dit weigerde. Doordat klager op 28 maart2000 weer in vrijheid is gesteld heeft hij geen voordeel meer gehad van het resultaat van de bemiddeling door de medisch adviseur. Dit hield in, kort gezegd, dat voortzetting van een methadonbehandeling wordt aanbevolen.

De inrichtingsarts heeft het volgende standpunt ingenomen:
Bij de intake van klager in de p.i. te Nieuwegein op 25 februari 2000 is hem, naast enkele andere medicijnen, eenmaal daags 30 mg. methadon voorgeschreven. Op 28 februari 2000 bleek dat klager speciaal overplaatsing vanuit de p.i.„De IJssel“ naar de p.i. te Nieuwegein had aangevraagd omdat in deze inrichting zou kunnen worden overgegaan tot het opbouwen van de dagelijkse dosis methadon. De inrichtingsarts heeft klager duidelijk gemaakt dat daarvan geensprake kon zijn en heeft de dosis gehandhaafd op 30 mg. per dag. Klager was hierover zeer teleurgesteld en wilde worden teruggeplaatst naar de p.i. „De IJssel“. Op 6 maart 2000 is hij hiertoe aangemeld bij het rayonbureau. Op 28maart 2000 is klager vanuit de p.i. te Nieuwegein met ontslag gegaan; hij heeft tot het einde eenmaal daags 30 mg. methadon gekregen.

3. De beoordeling
De beroepscommissie overweegt allereerst dat klager sedert 24 februari 2000 in de p.i. te Nieuwegein verbleef en dat het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur dateert van 17 maart 2000. Dit betekent, mede gelet op de inartikel 29, eerste lid, PM genoemde termijn van veertien dagen, dat het beroep alleen betrekking kan hebben op handelen door of namens de inrichtingsarts van de p.i. te Nieuwegein en niet (ook) op handelen van de inrichtingsartsverbonden aan de p.i. „De IJssel“. Aan de beroepscommissie ligt derhalve ter beoordeling de vraag of het handelen van de inrichtingsarts te Nieuwegein, inhoudende de verstrekking aan klager van een onderhoudsdosis methadon vandezelfde omvang als welke hem in de daaraan voorafgaande periode werd voorgeschreven door de arts van de inrichting van herkomst, moet worden aangemerkt als handelen in strijd met de in artikel 28 PM neergelegde norm.
Zij overweegt dat het ingevolge de ‘Handreiking methadonverstrekking aan gedetineerden’ van de medisch adviseur en in het bijzonder diens toelichtende brief d.d. 16 juli 1997, in de rede ligt dat een gedetineerde die vóór zijndetentie reeds methadon gebruikte in het kader van een door een arts gecontroleerde onderhoudsbehandeling, ook tijdens de detentie, wanneer deze van korte duur is, een onderhoudsdosis methadon verstrekt krijgt, tenzij ditgecontraïndiceerd is. Anders dan op grond daarvan kon worden verwacht, heeft de arts van de p.i. „De IJssel“ aan klager een dosis methadon van 30 mg. voorgeschreven, hoewel hij, naar niet weersproken is, tevoren via zijn behandelendarts een dagelijkse dosis van 70 mg. ontving. Bij zijn inkomst op 24 februari 2000 in de p.i. te Nieuwegein gebruikte klager derhalve reeds enige tijd – zijn detentie was op10 december 1999 aangevangen – een dosis van 30 mg. Hoewelhet ook denkbaar zou zijn geweest dat de inrichtingsarts aan klager, met het oog op diens naderende invrijheidstelling (op 28 maart 2000) een (iets) hogere dosis methadon had voorgeschreven, kan naar het oordeel van deberoepscommissie het onderhavig handelen van de inrichtingsarts, inhoudende de continuering van de onderhoudsdosis die klager de voorafgaande weken had ontvangen, niet als in strijd met eerdergenoemde norm worden aangemerkt.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.P. Balkema, voorzitter, prof. dr. F.H.L. Beyaert en prof. dr. L.A.J.M. van Eck, leden, in tegenwoordigheid van mr. F.H.L. Cusell-te Gussinklo, secretaris, op 21augustus 2000.

secretaris voorzitter

Naar boven