Nummer: R-19/2652/GB
Betreft: […] datum: 20 maart 2019
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. C.G.J.E. Lut, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een op 14 januari 2019 genomen beslissing van de selectiefunctionaris (de beroepscommissie begrijpt: de Minister voor Rechtsbescherming (de Minister), ingevolge de wetswijziging van 1 januari 2019, Stb. 2018, 498), en van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing. Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing De Minister heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn bezwaarschrift gericht tegen de beslissing hem te plaatsen in de afdeling voor beheersproblematische gedetineerden (de BPG-afdeling) van de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught.
2. De beoordeling
2.1. De Minister heeft klager niet-ontvankelijk verklaard, omdat het bezwaar niet met redenen omkleed is.
2.2. Ingevolge artikel 17, eerste lid, van de Pbw kan tegen de beslissing tot plaatsing of overplaatsing als bedoeld in artikel 15, eerste lid, van de Pbw een bezwaarschrift worden ingediend dat met redenen omkleed dient te zijn. Het door de raadsvrouw ingediende bezwaarschrift voldeed niet aan die eis. Klagers raadsvrouw is bij e-mail van 14 november 2018 in de gelegenheid gesteld om uiterlijk op 28 november 2018 de gronden van het bezwaar alsnog schriftelijk in te dienen. Van die gelegenheid heeft zij binnen de daarvoor gegeven termijn geen gebruik gemaakt. Daarom is klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn bezwaar.
2.3. De raadsvrouw betwist dat zij het verzoek om gronden heeft ontvangen, maar de e-mail van 14 november 2018, gericht aan het e-mailadres van de raadsvrouw, en de bijlage met daarin het verzoek om gronden bevinden zich in het door de Minister overgelegde dossier. Het is dus niet aannemelijk dat de raadsvrouw dit verzoek niet heeft ontvangen, althans dat dit de Minister kan worden verweten. Klager is dan ook terecht niet-ontvankelijk verklaard in zijn bezwaar. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren.
3. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. W.F. Korthals Altes, voorzitter, mr. A.T. Bol en J.G.A. van den Brand, leden, in tegenwoordigheid van P. de Vries, secretaris, op 20 maart 2019.
secretaris voorzitter