Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/2641/GB, 09 april 2019, beroep
Uitspraakdatum:09-04-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer:         R-19/2641/GB

Betreft:            [klager]                                   datum: 9 april 2019

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. A.F.M. Oudijk, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een op 7 januari 2019 genomen beslissing van de selectiefunctionaris (de beroepscommissie begrijpt: de Minister voor Rechtsbescherming (de Minister), ingevolge de wetswijziging van 1 januari 2019, Stb. 2018, 498), en van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.  Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1.         De inhoud van de bestreden beslissing

De Minister heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn bezwaar gericht tegen de beslissing hem over te plaatsen naar het huis van bewaring (h.v.b.) van de penitentiaire inrichting (p.i.) Ter Apel.

2.         De feiten

Klager is sinds 11 september 2018 gedetineerd. Hij verbleef in het h.v.b. van het Justitieel Complex (JC) Zaanstad. Op 18 december 2018 is hij overgeplaatst naar het h.v.b. van de p.i. Ter Apel.

3.         De standpunten

3.1.      Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Klager heeft pas op 12 december 2018 kennisgenomen van de inhoud van de initiële beslissing. Dat blijkt ook uit enkele overgelegde e-mails van de casemanager. Klager beheerst de Nederlandse taal niet. Bij de uitreiking van het besluit was geen tolk aanwezig. Op 12 december 2018 vroeg klager waarom hij overgeplaatst zou worden, waarna de casemanager de bestreden beslissing heeft uitgelegd.

3.2.      Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Volgens de casemanager spreekt klager redelijk Nederlands. Als hij het besluit niet begrepen zou hebben, had hij hierover vragen kunnen stellen. Nu het besluit op 12 november 2018 aan klager is uitgereikt en pas op 12 december 2018 bezwaar is ingediend, is klager terecht niet-ontvankelijk verklaard.

4.         De beoordeling

4.1.      Op grond van artikel 17, eerste en tweede lid, jo. artikel 61, vijfde lid, van de Pbw dient een bezwaarschrift uiterlijk op de zevende dag na die waarop de betrokkene kennis heeft gekregen van de beslissing te worden ingediend. Een na afloop van deze termijn ingediend beroepschrift is niettemin ontvankelijk, indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de gedetineerde in verzuim is geweest.

4.2.      De beroepscommissie stelt vast dat klager op 12 november 2018 heeft getekend voor ontvangst van de beslissing op zijn verzoekschrift. Het daartegen ingediende bezwaarschrift dateert van 12 december 2018. Gelet op het vorenstaande is het bezwaar niet tijdig ingediend. De raadsvrouw voert aan dat de beslissing weliswaar op 12 november 2018 aan klager is uitgereikt, maar dat klager geen Nederlands kan lezen en niet heeft kunnen begrijpen wat hem werd uitgereikt. Naar het oordeel van de beroepscommissie kan dit niet leiden tot een ander oordeel, omdat uit de overgelegde e-mails van de casemanager blijkt dat klager redelijk goed Nederlands spreekt en er gesprekken met hem zijn te voeren. De beroepscommissie acht het daarom niet aannemelijk dat klager geen kennis heeft kunnen nemen van de inhoud van de beslissing, al dan niet met tussenkomst van een derde. Klager is dus terecht niet-ontvankelijk verklaard in zijn bezwaar. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.

5.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.W. Wabeke, voorzitter, mr. A.T. Bol en J.G.A. van den Brand, leden, in tegenwoordigheid van P. de Vries, secretaris, op 9 april 2019.

 

            secretaris         voorzitter

 

Naar boven