Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-18/2222/TA, 11 maart 2019, beroep
Uitspraakdatum:11-03-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

nummer:           R-18/2222/TA

betreft: [klager] datum: 11 maart 2019

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J.C. de Goeij, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een uitspraak van 6 november 2018 van de beklagcommissie bij FPC De Pompestichting, locatie Zeeland, verder te noemen de inrichting, alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 13 februari 2019, gehouden in Justitieel Complex Zaanstad, zijn gehoord klager, bijgestaan door een kantoorgenoot van zijn raadsman mr. P.C. Schouten, mr. B. Çiçek, en namens het hoofd van FPC De Pompestichting, […], juridisch medewerkers bij voormelde inrichting. Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie

Het beklag betreft de beslissing van het hoofd van de inrichting van 27 augustus 2018, inhoudende de voortzetting van de eerder aan klager opgelegde verplichting tot het ondergaan van een geneeskundige behandeling als bedoeld in artikel 16b, onder b, Bvt (hierna: b-dwangbehandeling). De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2.         De standpunten van klager en het hoofd van de inrichting

Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht.
Klager heeft zijn pols geprobeerd door te snijden en is daardoor nu helemaal kreupel. Zijn hand is nog steeds heel erg pijnlijk en gezwollen. Klager hoorde dat Noord- Korea een atoombom op de wereld wilde gooien en toen begon het te spoken. Ook wilde klager niet langer creperen in de tbs-inrichting. Klager vindt dat de medicatie hem geen goed doet; zijn geest wordt afgeknepen. Hij is wel rustiger, maar dat komt niet door de medicatie. Klager zit inmiddels al 33 jaar vast en verblijft al 15 jaar in een longstayvoorziening. In plaats van dat wordt gekeken waarom klager de zelfmoordpoging heeft ondernomen, wordt repressief gereageerd en is aan klager een dwangbehandeling opgelegd. De zelfmoordpoging was een roep om hulp. Inmiddels bestaat er geen noodzaak meer voor dwangbehandeling. Daarnaast zet klager vraagtekens bij de proportionaliteit van de beslissing. Klager verblijft in een volledig gestripte kamer met enkel een radio. In combinatie met de dwangbehandeling is dat onmenselijk. Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. Het hoofd van de inrichting is van mening dat dwangbehandeling nog steeds noodzakelijk is. Het geeft klager, in combinatie met een tweemansbegeleiding (inmiddels teruggebracht tot een eenmansbegeleiding) de mogelijkheid om wat meer in contact te komen met anderen en wat meer bewegingsruimte te krijgen. Een van de redenen voor de b-dwangbehandeling is de bescherming van klagers eigen gezondheid. Het gevaar voor suïcide is geweken, juist vanwege de dwangbehandeling. Als de dwangbehandeling zou worden gestaakt, ontstaat er weer gevaar voor suïcide. Het hoofd van de inrichting heeft een zorgplicht klager tegen suïcide te beschermen. Daarnaast is dwangbehandeling noodzakelijk vanwege de overlast die klager kan veroorzaken en vanwege gevaar voor anderen. Het hoofd van de inrichting houdt bij de uitvoering van de dwangbehandeling rekening met de wensen van klager. Klager krijgt zijn medicatie nu een keer per vier weken toegediend in plaats van een keer per week.
Voor wat betreft klagers bewegingsvrijheid geldt dat hij 's morgens wordt uitgesloten door twee personeelsleden en dan naar een ruimte gaat waar meer dan enkel een radio staat. Gedurende de dag heeft klager een programma waarmee hij vaak op het terrein mag. Soms kan dit niet; het wisselt per dag.

3.         De beoordeling

Op grond van artikel 16b, onder b, Bvt kan het hoofd van de inrichting beslissen tot het toepassen van een zogenaamde b-dwangbehandeling, indien dit naar het oordeel van een arts, die in een tbs-inrichting doorgaans de behandelend psychiater zal zijn, volstrekt noodzakelijk is om het gevaar dat de stoornis van de geestvermogens de verpleegde binnen de inrichting doet veroorzaken af te wenden. In artikel 34, eerste en tweede lid, Reglement verpleging ter beschikking gestelden (Rvt) is bepaald dat het hoofd van de inrichting alvorens te beslissen overleg voert  met de arts en het afdelingshoofd, alsmede met de voor de behandeling verantwoordelijke psychiater als de b-dwangbehandeling noodzakelijk wordt geacht ter afwending van gevaar dat voortvloeit uit de stoornis van de geestvermogens van klager. Op grond van het derde lid van dit artikel wordt in deze overleggen nagegaan of het gevaar niet op andere wijze kan worden afgewend. Uit de stukken volgt dat klager is gediagnosticeerd met schizofrenie en een antisociale persoonlijkheidsstoornis. Ook blijkt uit de stukken dat bij klager sprake is van psychopathie en een contactstoornis. Klager weigert vrijwillige inname van medicatie. In de nacht van 2 op 3 december 2017 heeft klager een suïcidepoging gedaan. Sinds 27 december 2017 wordt klager gedwongen behandeld in het kader van een b-dwangbehandeling. B-dwangbehandeling is volgens het hoofd van de inrichting noodzakelijk ter afwending van het gevaar dat klager binnen de inrichting veroorzaakt en ter afwending van gevaar voor de gezondheid en veiligheid van klager zelf. Op 14 augustus 2018 is de dwangbehandeling geëvalueerd en heeft onder meer de psychiater geadviseerd de dwangbehandeling voort te zetten om het psychotisch decompenseren te beperken of weg te nemen alsmede klagers angsten, verbale dreigementen en acting out gedrag te verminderen of weg te nemen en klager hierdoor een betere kwaliteit van leven te laten leiden. Blijkens de stukken en het behandelde ter zitting is door de inrichting voldoende duidelijk gemaakt waarom het voortzetten van een b-dwangbehandeling volstrekt noodzakelijk werd geacht om het gevaar dat de stoornis van de geestvermogens van klager binnen de inrichting deed veroorzaken, af te wenden. Hierbij is in aanmerking genomen dat klager als gevolg van de dwangbehandeling over het algemeen vriendelijk en correct in de omgang is, hij beter slaapt, beter begrensbaar is en hij mild is gestemd. De psychotische verschijnselen zijn op de achtergrond aanwezig. In het licht van het vorenstaande is de beroepscommissie van oordeel dat aan de vereisten van de wet, alsmede aan de eisen van proportionaliteit, subsidiariteit en doelmatigheid  is voldaan. Het beroep zal ongegrond worden verklaard. De beroepscommissie merkt op dat ter zitting is gebleken dat de b-dwangbehandeling nu nog steeds voortduurt. Gelet daarop geeft zij de inrichting in overweging om de zaak van klager voor te leggen aan een externe deskundige, zoals het Centrum voor Consultatie en Expertise te Utrecht. Het inwinnen van externe expertise en kundigheid in een uiterst complexe casus is in het kader van dwangbehandeling binnen de GGZ voorgeschreven en zou in dit geval ook in het forensische kader overwogen kunnen worden. 

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A. van Holten, voorzitter, prof. dr. H.J.C. van Marle en mr. J.M.L. Niederer, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 11 maart 2019                                             

 

 

secretaris                                                        voorzitter

Naar boven