Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-18/2062/GB, 27 maart 2019, beroep
Uitspraakdatum:27-03-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer:         R-18/2062/GB

Betreft:            […]      datum: 27 maart 2019

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. G.I.H. Schulte, namens  […], verder te noemen klager,  gericht tegen een op 19 oktober 2019 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,  en van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1.         De inhoud van de bestreden beslissing De selectiefunctionaris heeft beslist klager in (de prepassantenafdeling van) het Penitentiair Psychiatrisch Centrum (PPC) van de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught te plaatsen.

2.         De feiten

Klager is sinds 11 oktober 2015 gedetineerd. Hij verbleef in de Extra Zorg Voorziening (EZV) van de gevangenis van de p.i. Zwolle. Op 1 november 2018 is hij geplaatst in het PPC van de p.i. Vught, waar een individueel regime geldt.

3.         De standpunten

3.1.      Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Klagers vriendin woont in Lelystad. De afstand naar Vught is voor haar te groot. Klager ziet verblijf in een psychiatrisch ziekenhuis niet zitten. Hij is in hongerstaking gegaan. Hij wil tot aan zijn plaatsing in een tbs-kliniek in een reguliere inrichting verblijven. Daar kan hij gewoon werken en voelt hij zich prettig. Hij werkte in de p.i. Zwolle samen met anderen en kon zich daarmee voorbereiden op terugkeer in de maatschappij. Klager moest plotseling stoppen met de cursus die hij volgde. In de Pro Justitia-rapportage staat dat tbs met voorwaarden voldoende wordt geacht om klagers recidiverisico “adequaat en afdoende te bewerken”. Uit de wet volgt niet dat plaatsing op een prepassantenafdeling verplicht is. Klager begrijpt niet dat hem eerst werd gevraagd te tekenen voor de overplaatsing en dat hij, toen hij dat niet deed, alsnog overgeplaatst werd. Het verblijf in de p.i. Vught demotiveert hem.

3.2.      De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Klager ondergaat de laatste twaalf maanden van zijn gevangenisstraf, voordat hij in een tbs-kliniek wordt geplaatst. Daarom is hij in de prepassantenafdeling van de p.i. Vught geplaatst. Dat is de enige aangewezen inrichting voor prepassanten. Er bestaan geen contra-indicaties voor plaatsing in Vught. Er is een indicatiestelling. Klager is niet verstoken van bezoek van zijn vriendin.

4.         De beoordeling

4.1.      Klager is als zogenaamde prepassant, conform het beleid als in de memo die door de selectiefunctionaris is overgelegd, twaalf maanden voor zijn geplande plaatsing in een Forensisch Psychiatrisch Centrum (FPC) in de prepassantenafdeling van het PPC van de p.i. Vught geplaatst. Nu ook een indicatiestelling is overgelegd, is voldaan aan de in voornoemde memo beschreven voorwaarden voor plaatsing op die afdeling. De selectiefunctionaris heeft voorts – onweersproken – aangevoerd dat klager niet verstoken is van bezoek van zijn vriendin en dat geen sprake is van contra-indicaties.

4.2.      Klagers belang bij regionale plaatsing (op grond van artikel 25, zevende lid, van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden) is beperkt, omdat hij hierna eerst nog detentie in een FPC zal ondergaan. Klagers belang bij plaatsing dichtbij zijn vriendin en de voortgang van zijn cursus en werkzaamheden in de p.i. Zwolle wegen niet op tegen het belang van een goede voorbereiding op zijn tbs, waar zijn plaatsing op de prepassantenafdeling voor bedoeld is. De bestreden beslissing kan daarom niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep dus ongegrond verklaren.

5.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.W. Wabeke, voorzitter, mr. A.T. Bol en J.G.A. van den Brand, leden, in tegenwoordigheid van P. de Vries, secretaris, op 27 maart 2019.

 

            secretaris         voorzitter

Naar boven