Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ C99/0244/TP, 8 mei 2000, beroep
Uitspraakdatum:08-05-2000

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: C 99/244/TP

betreft: [klager] datum: 8 mei 2000

U I T S P R A A K

van de beroepscommissie uit de sectie terbeschikkingstelling van de Centrale Raad voor Strafrechtstoepassing, bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (BVT), inzake het beroep van

[...], verder te noemen klager,

tegen een beslissing van:

De Minister van Justitie, verder te noemen de Minister.

B E V I N D I N G E N E N O V E R W E G I N G E N :

1. De bestreden beslissing
De Minister heeft de termijn waarin klager wacht op plaatsing in een inrichting voor verpleging van ter beschikking gestelden (tbs-inrichting) met ingang van 8 september 1999 verlengd tot 7 december 1999.

2. De procedure
De beroepscommissie heeft kennis genomen van onder meer de navolgende stukken:
- het beroepschrift van klager d.d. 17 september 1999;
- de brief van de Minister d.d. 7 september 1999;
- de schriftelijke inlichtingen en opmerkingen d.d. 3 december 1999 van de Minister.

Ter zitting van de beroepscommissie van 7 maart 2000 is klager gehoord.
Namens de Minister is gehoord mr. [...].
Hiervan is het aangehechte verslag opgemaakt.

3. De feiten
Klager is bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht jaar én ter beschikking gesteld (tbs) met bevel dat hij van overheidswege zal worden verpleegd.
Bij brief van 15 april 1999 heeft de Minister klager medegedeeld dat hij gedurende de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf met ingang van 12 maart 1999 in aanmerking komt voor vervroegde tenuitvoerlegging van de hem tevensopgelegde tbs en dat hij sinds laatstgenoemde datum in afwachting van plaatsing in een tbs-inrichting op een wachtlijst is geplaatst.
Bij brief van 7 september 1999 heeft de Minister klager bericht dat hij nog niet geplaatst kon worden in een tbs-inrichting en dat de wachttermijn voor plaatsing met ingang van 8 september 1999 met drie maanden is verlengd tot 7december 1999. Klager is terzake niet gehoord.
De datum van vervroegde invrijheidstelling (VI-datum) van klager én aansluitende aanvang van zijn tbs is 9 november 2001.
Klager verblijft in de penitentiaire inrichting (p.i.) te Vught. Hij is van 5 augustus 1999 tot 22 september 1999 ter selectie opgenomen geweest in het Dr. F.S. Meijers Instituut (MI) te Utrecht. De Minister heeft conform het adviesvan het MI op 1 november 1999 besloten klager te zullen plaatsen in de Prof. Mr. W.P.J. Pompekliniek te Nijmegen (verder: Pompekliniek).

4. De standpunten
4.1. Het standpunt van klager
Hij is het niet eens met de beslissing tot verlenging van de termijn die hij in de gevangenis moet doorbrengen. De Pompekliniek heeft hem per brief laten weten dat men bereid is hem op te nemen, maar er heeft nog geen intakegesprekplaats gehad. Hij is niet gehoord over de verlenging van de wachttermijn. Momenteel gaat het wel met hem, soms gaat het beter en dan weer slechter. Hij betreurt het zo lang te moeten wachten op opname, aangezien hij graag terbehandeling opgenomen wil worden. Hij neemt deel aan een aantal activiteiten, zoals sport en onderwijs (computer en informatica). Voor dat laatste zal hij in juni 2000 examen doen. Per week krijgt hij slechts vier keer één uur degelegenheid op de computer te werken en dat is voor een dergelijke studie eigenlijk te weinig. Voor het overige moet hij het met de boeken doen.

4.2. Het standpunt van de Minister
Niet geregistreerd is wanneer de brief van 7 september 1999 aan klager is uitgereikt, zodat wordt gerefereerd aan het oordeel van de beroepscommissie inzake de ontvankelijkheid.
Klager is omtrent de beslissing niet gehoord. Er bestaan grote twijfels over de noodzaak ingeval van een verlenging op grond van artikel 76 Penitentiaire beginselenwet (PBW) een 'Fokkens-passant' te horen. Echter indien deberoepscommissie beslist dat horen noodzakelijk is in dergelijke gevallen, zal in de toekomst daartoe worden overgegaan. Thans is dat organisatorisch nog niet mogelijk geweest.
Klager kon wegens het tekort aan tbs-plaatsen nog niet in een tbs-inrichting worden geplaatst. Hij staat sedert 12 maart 1999 als 'Fokkens-passant' op een wachtlijst voor plaatsing in een tbs-inrichting op grond van de Regelingplaatsing veroordeelden gevangenisstraf en tbs, welke Regeling een spoediger selectie voor en plaatsing in een tbs-inrichting bewerkstelligt dan het geval zou zijn wanneer de procedures voor selectie en plaatsing pas gestart zoudenworden na het verstrijken van de VI-datum en aansluitende aanvang van de tbs. Hij is geselecteerd voor de extra beveiligde afdeling van de Pompekliniek. Daar is echter weinig doorstroming. Nog niet is bekend wanneer klager geplaatstzal kunnen worden. Klagers tbs gaat 9 november 2001 in.
Ingeval van signalen vanuit de inrichting van een dusdanige verslechtering van klagers psychische conditie dat sprake is van detentieongeschiktheid zou actie voor plaatsing met voorrang zijn ondernomen, maar dat is vooralsnog niethet geval. Ook volgens de medische verklaring van 12 november 1999 van de Forensisch Psychiatrische Dienst (fpd) te 's-Hertogenbosch is klager niet detentieongeschikt en is het verantwoord dat hij langer in de p.i. blijft, ook alzou een opname beter voor hem zijn. Er is dan ook geen reden klager met voorrang te plaatsen in een tbs-inrichting.

5. De beoordeling
5.1. Ingevolge artikel 13 van het Wetboek van Strafrecht en de daarop gebaseerde Regeling plaatsing veroordeelden gevangenisstraf en tbs kan een gedetineerde die is veroordeeld tot een gevangenisstraf en aan wie tbs is opgelegdin aanmerking komen voor vervroegde tenuitvoerlegging van de tbs door plaatsing in een tbs-inrichting.
In artikel 76, eerste lid, van de PBW is bepaald dat een dergelijke plaatsing geschiedt binnen een termijn van zes maanden na de beslissing tot vervroegde tenuitvoerlegging van de tbs.
Volgens het bepaalde in het tweede lid van dit artikel kan de Minister, als plaatsing binnen de termijn van zes maanden naar het oordeel van de Minister niet mogelijk is, rekening houdende met de in artikel 11 BVT genoemde eisen, dewachttermijn voor plaatsing in een tbs-inrichting daarna met telkens drie maanden verlengen.

5.2. In de PBW is niet voorgeschreven dat de Minister een gedetineerde omtrent een beslissing tot verlenging van de bedoelde wachttermijn hoort en informeert. Evenmin zijn de in de artikelen 53 en 54 BVT neergelegde hoor- eninformatieplichten van overeenkomstige toepassing verklaard. Zoals reeds eerder diverse malen in uitspraken is overwogen acht de beroepscommissie van essentieel belang voor de rechtspositie van gedetineerden dat de Minister hen ookin gevallen als het onderhavige vóór het verstrijken van de bedoelde wachttermijn hoort en informeert, nu de mogelijkheid van vervroegde tenuitvoerlegging van de tbs verwachtingen wekt en het uitblijven van plaatsing in eentbs-inrichting onzekerheid met zich meebrengt. Onder informeren valt in dit verband tevens de tijdige uitreiking van de beslissing aan de gedetineerde.
De Minister heeft in de onderhavige zaak op de dag waarop de wachttermijn van klager is verstreken eerst de beslissing over de verlenging ervan genomen en die is hem niet tijdig uitgereikt. Klager is evenmin omtrent die beslissinggehoord.
Gelet op het vorenstaande is het beroep gegrond en dient de bestreden beslissing op formele gronden te worden vernietigd.

5.3. De beroepscommissie is van oordeel dat klager, gelet op hetgeen in 5.2. is besproken, een tegemoetkoming dient te worden geboden. De beroepscommissie zal deze vaststellen op
f. 100,=.

5.4. Klager is als gevolg van het capaciteitstekort nog niet geplaatst in een tbs-inrichting. Ten tijde van de bestreden beslissing ligt de vrijheidsstraf aan het verblijf van klager in een p.i. ten grondslag en niet de hemtevens opgelegde tbs; deze is nog niet aangevangen.

5.5. De beroepscommissie zal beoordelen of er ook materiële gronden zijn om de bestreden beslissing te vernietigen.

5.6. Blijkens de medische verklaring d.d. 12 november 1999 van de fpd te 's-Hertogenbosch is klager detentiegeschikt, 'zij het dat betrokkene relatief jong is voor een zeer langdurige detentie alvorens met zijn tbs te kunnenbeginnen.' De beroepscommissie gaat er derhalve vanuit dat er ten tijde van de bestreden beslissing geen aanleiding bestond om klager met voorrang in een tbs-inrichting te plaatsen.
Wel merkt de beroepscommissie nog het volgende op. Het eerste lid van artikel 3, juncto artikel 4, derde lid, van de eerder genoemde Regeling -voorzover in beroep van belang- bepaalt dat plaatsing in een tbs-inrichting in beginselgeschiedt nadat een derde van de opgelegde straf ten uitvoer is gelegd, terwijl er omstandigheden kunnen zijn die aanleiding kunnen geven tot eerdere plaatsing dan voornoemd moment. Eén der genoemde omstandigheden is de jeugdigeleeftijd van de veroordeelde, indien deze jonger is dan 23 jaar. Ten tijde van de beslissing klager in aanmerking te doen komen voor vervroegde tenuitvoerlegging van de tbs was hij 21 jaar en bijna drie jaar gedetineerd. Gelet opzijn jeugdige leeftijd in relatie met zijn langdurige gevangenisstraf, zijn sterke motivatie om behandeld te worden, alsmede gelet op de vorenstaande, uit de medische verklaring d.d. 12 november 1999 geciteerde zinsnede acht deberoepscommissie het van belang dat uitvoering gegeven wordt aan de ter zitting door de vertegenwoordiger van de Minister gedane toezegging, dat klagers hiervoor genoemde omstandigheden onder de aandacht van de bij de plaatsingbetrokken instanties worden gebracht.

5.7. De beroepscommissie is van oordeel, gelet op het hiervoor overwogene, dat de bestreden beslissing materieel niet in strijd is met de PBW en dat de wachttermijn voor plaatsing in een tbs-inrichting diende te worden verlengdvan 8 september 1999 tot 7 december 1999.

5.8. Nu de bestreden beslissing op formele gronden dient te worden vernietigd zal de beroepscommissie met toepassing van het bepaalde in artikel 76, derde lid, PBW in verbinding met artikel 66, derde lid onder b, en artikel 69,vijfde lid, BVT bepalen dat haar uitspraak met betrekking tot de verlenging van de wachttermijn in de plaats treedt van de bestreden beslissing.
Op grond van het overwogene komt de beroepscommissie tot de volgende beslissing.

6. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond op formele gronden en vernietigt de bestreden beslissing. Zij bepaalt dat de bestreden uitspraak in de plaats treedt van deze beslissing en bepaalt derhalve dat de wachttermijn voorplaatsing in een tbs-inrichting wordt verlengd van 8 september 1999 tot 7 december 1999.
Zij bepaalt de aan klager ten laste van de Minister toekomende tegemoetkoming op
f. 100,=.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. S.L. Donker, voorzitter, mr. C.L. van den Puttelaar en dr. M. Smit, leden, in tegenwoordigheid van mr. E. van der Waal-van der Linden, secretaris, op 8 mei 2000.

secretaris voorzitter

Nummer: C 99/244/TP

Betreft: [...], verder te noemen klager.

Verslag van het behandelde ter zitting van de beroepscommissie uit de sectie terbeschikkingstelling van de Centrale Raad voor Strafrechtstoepassing, bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden,van 7 maart 2000, gehouden in de p.i. "Nieuw Vosseveld" te Vught.

Samenstelling van de beroepscommissie:
voorzitter: mr. S.L. Donker,
leden: mr. C.L. van den Puttelaar en dr. M. Smit.
De beroepscommissie is bijgestaan door de secretaris mr. E. van der Waal-van der Linden.

Gehoord is klager.
Namens de Minister van Justitie is mr. [...] gehoord.

Door klager is - zakelijk weergegeven - het volgende verklaard.
De Pompekliniek heeft hem per brief laten weten dat men bereid is hem op te nemen, maar er heeft nog geen intakegesprek plaats gehad. Hij is niet gehoord over de verlenging van de wachttermijn. Momenteel gaat het wel met hem, somsgaat het beter en dan weer slechter. Hij betreurt het zo lang te moeten wachten op opname, aangezien hij graag ter behandeling opgenomen wil worden. Hij neemt deel aan een aantal activiteiten, zoals sport en onderwijs (computer eninformatica). Voor dat laatste zal hij in juni 2000 examen doen. Per week krijgt hij slechts vier keer één uur de gelegenheid op de computer te werken en dat is voor een dergelijke studie eigenlijk te weinig. Voor het overige moethij het met de boeken doen.

Namens de Minister is - zakelijk weergegeven - het volgende naar voren gebracht.
Klager is sedert maart 1999 een Fokkens-wachtende geworden. Hij is geselecteerd voor de extra beveiligde afdeling van de Pompekliniek. Daar is echter weinig doorstroming. Nog niet is bekend wanneer klager daar geplaatst zal kunnenworden.
Niet geregistreerd is wanneer de brief van 7 september 1999 aan klager is uitgereikt, zodat wordt gerefereerd aan het oordeel van de beroepscommissie omtrent de ontvankelijkheid. Er bestaan grote twijfels over de noodzaak ingevalvan een verlenging op grond van artikel 76 PBW een Fokkens-wachtende te horen. Echter indien de beroepscommissie beslist dat horen noodzakelijk is in dergelijke gevallen, zal in de toekomst daartoe worden overgegaan. Thans is datorganisatorisch nog niet mogelijk geweest.
Volgens de medische verklaring is klager niet detentieongeschikt en is het verantwoord dat hij langer in de gevangenis blijft, ook al zou een opname beter voor hem zijn.
Tot slot doet de vertegenwoordiger van de Minister de toezegging dat hij wegens klagers jeugdige leeftijd en zijn langdurige detentie klagers situatie onder de aandacht van de afdeling DIB/ITZ van het departement en van dePompekliniek zal brengen.

secretaris voorzitter

Naar boven