Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-18/1524/GM, 25 maart 2019, beroep
Uitspraakdatum:25-03-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

nummer:          R-18/1524/GM

betreft: [klager]                datum: 25 maart 2019

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. W.B.O. van Soest, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de penitentiaire inrichting (p.i.) Dordrecht, alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 15 augustus 2018 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Justitie en Veiligheid.
Ter zitting van de beroepscommissie van 26 februari 2019, gehouden in het Justitieel Complex Zaanstad, is klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. W.B.O. van Soest, gehoord. De inrichtingsarts verbonden aan de p.i. Dordrecht is niet verschenen. Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:          

1.         De inhoud van het beroep De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur van 12 juli 2018, betreft het niet verlenen van medische zorg.

2.         De standpunten van klager en de inrichtingsarts

Door en namens klager is de klacht als volgt toegelicht. Het telefonisch spreekuur van de medische dienst is te vroeg gepland om 8 uur. Klager is dan nog niet in staat te bellen en loopt daardoor zorg mis. Er is met een eenzijdige blik gekeken naar het medisch dossier.
Klager kan alleen tussen 8.00 en 8.15 uur telefonisch contact opnemen met de medische dienst. Klager gebruikt medicatie die slaapstoornissen veroorzaken en meent op grond hiervan dat voor hem een andere regeling had moeten worden getroffen. Iedereen was ervan op de hoogte dat klager moeilijk wakker wordt en hield hier rekening mee, behalve de medische dienst. Het is klager moeilijk gemaakt contact te leggen met de medische dienst. Alleen als klager de nacht oversloeg, lukte het hem op tijd de medische dienst te bellen. Enkele maanden geleden werd klager ziek en kreeg hij geen hulp. Tegen de regels in is klager naar zijn eigen huisarts gegaan, die hem doorstuurde naar de spoedeisende hulp. Pas toen zei de medische dienst dat klager ook om 13.00 uur zou kunnen bellen.
De inrichtingsarts heeft het volgende standpunt ingenomen. Klager is geplaatst op een z.b.b.i.-afdeling. Gedetineerden op deze afdeling zijn in het bezit van een mobiele telefoon en werken buiten de inrichting. Voor deze afdeling is een telefonisch spreekuur ingesteld om 8 uur. Klager is gezien door de psychiater en besproken in het PMO. Hij kan gewoon meedraaien in het z.b.b.i.-regime.

3.         De beoordeling

Op grond van de stukken, waaronder het medisch dossier en de ter zitting van de beroepscommissie door klager gegeven mondelinge toelichting is gebleken dat klager door het gebruik van medicatie in de ochtend moeilijk wakker wordt. De medische dienst is enkel tussen 8.00 en 8.15 uur telefonisch te bereiken, waardoor het volgens klager feitelijk voor hem onmogelijk wordt gemaakt de medische dienst te bereiken. Blijkens een aantekening in het medisch dossier op 4 juli 2018 heeft klager verzocht om een gesprek met de medische dienst om hierover te spreken. De medische dienst heeft (via de afdeling) klager het advies gegeven de wekker te zetten of de medicatie eerder in te nemen zodat klager de medische dienst toch op tijd kan bellen. Klager heeft ter zitting van de beroepscommissie toegelicht dat later na een acute situatie klager alsnog de mogelijkheid is geboden ook om 13.00 uur contact op te nemen met de medische dienst.
De beroepscommissie is van oordeel dat de medische dienst de regel dat alleen tussen 8.00 en 8.15 uur contact kan worden opgenomen met de medische dienst in dit specifieke geval te stringent heeft toegepast. Door te weinig flexibel te reageren op klagers onderbouwde wens ook later op de dag de medische dienst te kunnen bereiken is de beroepscommissie van oordeel dat het handelen van de inrichtingsarts moet worden aangemerkt als in strijd met de in artikel 28 Pm neergelegde norm. Het beroep zal derhalve gegrond worden verklaard. De beroepscommissie acht termen aanwezig klager een tegemoetkoming toe te kennen en stelt deze vast op € 10,=.

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond. Zij bepaalt de aan klager ten laste van de p.i. Dordrecht toekomende tegemoetkoming op € 10,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.J.C. Koens, voorzitter, drs. K.M.P.A.M. Habryka en dr. ing. C.J. Ruissen, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Kokee, secretaris, op 25 maart 2019

 

            secretaris         voorzitter

 

 

 

 

Naar boven