Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/3036/GB, 12 maart 2019, beroep
Uitspraakdatum:12-03-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer:         R-19/3036/GB

Betreft:            […]      datum: 12 maart 2019

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[…], verder te noemen klager, gericht tegen een op 28 februari 2019 genomen beslissing van de selectiefunctionaris (de beroepscommissie begrijpt: de Minister voor Rechtsbescherming (de Minister), ingevolge de wetswijziging van 1 januari 2019, Stb. 2018, 498), en van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

 

1.         De inhoud van de bestreden beslissing

De Minister heeft klagers bezwaar tegen de oproep zich op 19 maart 2019 te melden in het Justitieel Complex (JC) Zaanstad ongegrond verklaard.

 

2.         De feiten

Op 24 oktober 2018 is klager opgeroepen zich op 23 november 2018 te melden in de locatie Zuyder Bos voor het ondergaan van 343 dagen gevangenisstraf. Op 5 november 2018 is namens klager hiertegen een bezwaarschrift ingediend, dat op 15 november 2018 gegrond is verklaard. Klager is uitstel verleend en is op 15 november 2018 een nieuwe oproep toegezonden om zich op 7 januari 2019 te melden in de locatie Zuyder Bos. Klager heeft op 12 december 2018 een verzoek tot uitstel gedaan, dat de selectiefunctionaris op 14 december 2018 heeft afgewezen. De beroepscommissie heeft het beroep hiertegen op 31 december 2018 gegrond verklaard (R-18/2448/GB).

Op 15 februari 2019 is klager opgeroepen zich op 19 maart 2019 te melden in het JC Zaanstad. Op 18 februari 2019 heeft klager hiertegen een bezwaarschrift ingediend, dat op 28 februari 2019 ongegrond is verklaard.

 

3.         De standpunten

3.1.      Klager heeft het beroep als volgt toegelicht. Door een gewapende aanval op klager op 26 februari 2016 heeft hij enorme lichamelijke en psychische klachten. Dat is ook door de rechtbank vastgesteld. Klager heeft door de psychische problemen onwaarheden verteld bij de politie en bij de Hoge Raad. Daarom zal herziening van zijn strafzaak worden aangevraagd. Detentie zal klagers klachten alleen maar verergeren.

3.2.      Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Klager verzoekt om uitstel op medische gronden, maar hij heeft geen verklaring van een (huis)arts meegestuurd. Klagers detentiegeschiktheid kan daardoor niet worden onderzocht.

 

4.         De beoordeling

4.1.      Uit klagers bezwaar- en beroepschrift blijkt dat klager uitstel heeft verzocht om zijn (voorgenomen) herzieningsverzoek in vrijheid af te kunnen wachten en aan zijn financiële verplichtingen te kunnen voldoen.

4.2.      De beroepscommissie merkt allereerst op dat het advies van het Openbaar Ministerie (OM) niet is overgelegd, dus dit niet kan worden meegenomen bij de beoordeling van het beroep. Volgens de selectiefunctionaris heeft – anders dan in RSJ 31 december 2018, R-18/2448/GB – echter wel overleg met het OM plaatsgevonden. Dit is door klager niet betwist, zodat de beroepscommissie ervan uitgaat dat dit overleg inderdaad heeft plaatsgehad.

4.3.      Uitstel om een (voorgenomen) herzieningsverzoek in vrijheid af te kunnen wachten staat haaks op het gewicht dat moet worden toegekend aan klagers onherroepelijke veroordeling. Dit buitengewone rechtsmiddel staat dan ook niet in de weg aan de noodzaak tot tenuitvoerlegging. De beroepscommissie treedt niet in de beoordeling van klagers bezwaren tegen zijn veroordeling.

4.4.      Klager heeft zijn financiële verplichtingen minimaal gespecificeerd. Hij heeft bovendien niet aangegeven hoe kortdurend uitstel deze problemen zou kunnen verhelpen. Hij is al enkele maanden bekend met de aankomende detentie en heeft dus voldoende tijd gehad om te anticiperen op de gevolgen daarvan.

4.5.      Nu het dwingend voorgeschreven overleg met het OM heeft plaatsgevonden en de door klager aangevoerde gronden onvoldoende zijn om over te gaan tot het verlenen van uitstel, kan de bestreden beslissing niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard. 

 

5.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

 

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. W.F. Korthals Altes, voorzitter, mr. A.T. Bol en J.G.A. van den Brand, leden, in tegenwoordigheid van P. de Vries, secretaris, op 12 maart 2019.

 

 

 

 

 

            secretaris         voorzitter

Naar boven