Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/2784/GB, 13 februari 2019, beroep
Uitspraakdatum:13-02-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer:         R-19/2784/GB

Betreft:            [klager]            datum: 13 februari 2019

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van […], verder te noemen klager, gericht tegen een op 30 januari 2019 genomen beslissing van de selectiefunctionaris (de beroepscommissie begrijpt de Minister, zie de wijziging van de Pbw met ingang van 1 januari 2019, stb-2018-498),  alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep. Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1.         De inhoud van de bestreden beslissing De Minister heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de oproep zich op 15 februari 2019 te melden in de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught ongegrond verklaard.

2.         De feiten

Op 16 januari 2019 is klager opgeroepen zich op 15 februari 2019 te melden in de p.i. Vught voor het ondergaan van zeven dagen gevangenisstraf. Op 19 januari 2019 heeft klager hiertegen een bezwaarschrift ingediend dat op 30 januari 2019 ongegrond is verklaard.

3.         De standpunten

3.1.      Door klager is het beroep als volgt toegelicht. Klager is veroordeeld voor het rijden zonder geldig rijbewijs. Klagers eerste gratieverzoek is op 19 december 2018 afgewezen. Een tweede gratieverzoek is thans in behandeling genomen. Klager vindt het ongelofelijk dat de Minister de door klager aangevoerde gronden niet als uitzonderlijke omstandigheden van het uitstelbeleid ziet. Het is ongeloofwaardig omdat de Minister de aangevoerde gronden niet kent, omdat klager deze gronden heeft ingediend bij zijn tweede gratieverzoek. Klager voegt een brief van zijn werkgever, een werkgeversverklaring, een brief van zijn arts en een beschikking in een rechtszaak met zijn ex-partner toe.

3.2.      De Minister heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Zoals blijkt uit de aanwijzing van het Openbaar Ministerie over het uitstelbeleid kan een verzoek tot uitstel om verschillende redenen worden toegekend. Voorop staat echter de noodzaak tot tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf daarom wordt slechts in uitzonderlijke omstandigheden uitstel verleend. Het gratieverzoek dat op 1 februari 2019 door klager is ingediend, heeft vooralsnog geen opschortende werking als de detentie reeds is aangevangen. Bij zelfmelders vangt de detentie aan op de datum van de oproep. Op dit moment is daarom richtinggevend de onherroepelijke gevangenisstraf waarvoor klager is veroordeeld. Met betrekking tot zijn werk kan klager wellicht onbetaald verlof aanvragen al dan niet in combinatie met het opnemen van verlofdagen. Wat betreft de psychische problemen kan klager zijn medische gegevens meenemen naar de inrichting en hij kan bij de medische dienst terecht met zijn hulpvragen. De bijdrage in de kosten van de verzorging en opvoeding van zijn dochter, valt onder financiële problemen en financiële problemen vallen niet onder het geldende beleid op het gebied van het verlenen van uitstel betreffende de tenuitvoerlegging van lopende vonnissen.

4.         De beoordeling

De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de Minister kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het door klager aangevoerde ten aanzien van zijn werk, zijn psychische problematiek en de verzorging van zijn dochter is onvoldoende feitelijk onderbouwd om tot een ander oordeel te kunnen leiden. De beroepscommissie neemt hier ook bij in aanmerking dat het in onderhavige zaak om een relatief korte straf van zeven dagen gaat. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.

5.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.W. Wabeke, voorzitter, mr. A.T. Bol en J.G.A. van den Brand, leden, in tegenwoordigheid van bc. L. Vis-van Alff, secretaris, op 13 februari 2019.

 

            secretaris         voorzitter

 

 

 

 

Naar boven