Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/2645/GB, 26 maart 2019, beroep
Uitspraakdatum:26-03-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer:         R-19/2645/GB

Betreft:            [klager]            datum: 26 maart 2019

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. H. Sytema, namens  […], verder te noemen klager, gericht tegen een op 10 januari 2019 genomen beslissing van de selectiefunctionaris (de beroepscommissie begrijpt: de Minister voor Rechtsbescherming (de Minister), ingevolge de wetswijziging van 1 januari 2019, Stb. 2018, 498), en van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep. Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1.         De inhoud van de bestreden beslissing De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot overplaatsing van het huis van bewaring (h.v.b.) van de penitentiaire inrichting Vught naar de locatie De Schie afgewezen.

2.         De feiten

2.1.      Klager verblijft sinds 16 november 2018 in het h.v.b. van de p.i. Vught.

3.         De standpunten

3.1.      Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.

Klager kan zich niet verenigen met de stelling dat de reisafstand Den Haag - Vught acceptabel is voor bezoek. Het enkele feit dat hij bezoek ontvangt, maakt dat niet anders. Dat bezoek niet onmogelijk is, doet immers niets af aan het feit dat het voor familie moeilijk is en niet alle familieleden altijd in de gelegenheid zijn klager te bezoeken. Daar komt met name voor zijn moeder bij dat zij gelet op haar medische klachten niet vaak bij hem op bezoek kan.

3.2.      De Minister heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.

Klager is niet verstoken van bezoek. Navraag bij de inrichting leert dat zijn moeder regelmatig bij hem op bezoek komt sinds klager in detentie verblijft. Dit blijkt ook uit de bezoekerslijsten. Klager is ingesloten voor het arrondissementsparket Oost-Brabant. Daarom is de plaatsing in het h.v.b. van de p.i. Vught juist. Nu geen sprake is van bijzondere omstandigheden, kon het verzoek in redelijkheid worden afgewezen.

4.         De beoordeling

4.1.      Klager behoort, gelet op zijn status als preventief gehechte in afwachting van plaatsing in een gevangenis, tot de categorie gedetineerden voor opneming van wie de huizen van bewaring zijn bestemd.

4.2.      Op grond van artikel 24, eerste lid, van de Regeling selectie plaatsing en overplaatsing van gedetineerden geschiedt de eerste plaatsing van een voorlopig gehechte gedetineerde die in afwachting is van berechting in eerste aanleg in een h.v.b., bij voorkeur gelegen in of toegewezen aan het arrondissement van vervolging. Klager is preventief gedetineerd voor het arrondissementsparket Oost-Brabant en verblijft, conform het bepaalde in voornoemd artikel, in het h.v.b. van de p.i. Vught.

4.3.      Bij de aanwezigheid van bijzondere omstandigheden kan op dit plaatsingsbeleid een uitzondering worden gemaakt. Van dergelijke bijzondere omstandigheden is niet gebleken. Uit het dossier volgt dat klager regelmatig bezoek ontvangt in de p.i. Vught. De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris kan daarom, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.

5.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. W.F. Korthals Altes, voorzitter, mr. A.T. Bol en J.G.A. van den Brand, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Smeijers, secretaris, op 26 maart 2019.

 

            secretaris         voorzitter

 

 

Naar boven