Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/2642/GA, 25 maart 2019, beroep
Uitspraakdatum:25-03-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer:         R-19/2642/GA

Betreft:            [Klager]           datum: 25 maart 2019

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. I.A.C. Cools, namens  [Klager], verder te noemen klager,  gericht tegen een op 17 januari 2019 genomen beslissing van de directeur van het Penitentiair Psychiatrisch Centrum (PPC) van de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught,  alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.  Ter zitting van de beroepscommissie van 15 maart 2019, gehouden in de p.i. Vught, is gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. I.A.C. Cools. Voorts zijn gehoord mevrouw […], plaatsvervangend vestigingsdirecteur van het PPC van de p.i. Vught, mevrouw […], psychiater bij het eerdergenoemde PPC en mevrouw […], juridisch medewerker bij de p.i. Vught. Voorts is verschenen […], stagiaire juridisch medewerker bij de laatstgenoemde p.i. Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1.         De inhoud van de bestreden beslissing

Het beroep betreft de beslissing van de directeur van 17 januari 2019, inhoudende dat klager wordt verplicht tot het ondergaan van een onvrijwillige geneeskundige behandeling als bedoeld in artikel 46d, aanhef en onder a, van de Pbw (verder: a-dwangbehandeling) voor de duur van drie maanden.

2.         De standpunten

Door en namens klager is het beroep als volgt – kort en zakelijk weergegeven – toegelicht. Er is geen sprake van agressie vanuit klager. In het dossier staat een incident beschreven. Klager zou zich agressief jegens anderen hebben opgesteld. Klager ontkent evenwel dat hij in een gevechtshouding is gaan staan, want hij heeft slechts alleen iemand aangekeken toen hij van een medegedetineerde een tik op zijn hand kreeg. Van gevaar en agressie is dan ook geen sprake en dit blijkt evenmin uit het dossier. Uit het dossier wordt slechts opgenomen dat sprake is van gevaar voor anderen, maar nergens blijkt wat dit precies inhoudt. Er worden geen concrete incidenten beschreven. Ook is klager niet achterdochtig, terwijl dat wel wordt geschreven door de psychiaters. Hij neemt zijn medicatie al twee maanden lang vrijwillig in en is hiertoe ook bereid. Klager vindt dat het niet beter met hem gaat sinds hij medicatie slikt. Er loopt nog een strafzaak tegen klager. Hij ontkent niet dat hij een klap heeft uitgedeeld, maar dit heeft hij gedaan omdat hij werd aangevallen. Klager heeft uit noodweer gehandeld. Door en namens de directeur is de bestreden beslissing als volgt – kort en zakelijk weergegeven – toegelicht. Het klopt dat klager momenteel zijn medicatie vrijwillig inneemt, met als kanttekening dat als hij niet de medicatie vrijwillig inneemt, hij de medicatie onder dwang krijgt ingespoten. Klager ondergaat een a-dwangbehandeling, juist ter voorkoming van incidenten. Er gaat zonder medicatie een continu dreiging van klager uit en hij kan niet goed inschatten met welk gedrag hij agressie bij anderen opwekt. De psychiaters hebben na een zorgvuldige analyse ingeschat dat medicatie noodzakelijk is om het gevaar af te wenden. Inmiddels is er een enorme verbetering op te merken bij klager. Hij is beter in contact met het personeel en medegedetineerden. Het lukt om een goed gesprek met hem te voeren en hij reageert sneller tijdens het gesprek met adequate en passende volzinnen.

3.         De beoordeling

Vanwege het ingrijpende karakter van de dwangbehandeling is in artikel 46e, tweede lid, van de Pbw bepaald dat de directeur, ten behoeve van zijn beslissing tot toepassing van dwangbehandeling, een verklaring van de behandelend psychiater dient over te leggen, evenals een verklaring van een psychiater die de gedetineerde met het oog daarop kort tevoren heeft onderzocht, maar niet bij diens behandeling betrokken was. Uit deze verklaringen dient te blijken dat de gedetineerde op wie de verklaring betrekking heeft, is gestoord in zijn geestvermogens en dat een geval als bedoeld in artikel 46d, onder a, van de Pbw, zich voordoet. In de door de directeur verstrekte inlichtingen, waaronder de schriftelijke mededeling van de beslissing a-dwangbehandeling, de verklaring van de behandelend psychiater tevens uittreksel van klagers behandelplan en de verklaring van de tweede psychiater die klager met het oog daarop klager kort tevoren heeft onderzocht, maar niet bij de behandeling betrokken was, komt het navolgende – kort en zakelijk weergegeven – naar voren. Er is sprake van een paranoïd psychotisch beeld in het kader van een ongespecificeerde schizofreniespectrum- of andere psychotische stoornis. Tijdens verschillende gesprekken met klager maakt hij een achterdochtige indruk. Hij trekt zich voornamelijk terug op zijn (donkere) kamer, vervuilt zichzelf en zijn omgeving, en eet en drinkt erg weinig. Wanneer hij uit zijn kamer komt, is hij moeilijk te sturen. Klager heeft een afwijzende houding en laat niet het achterste van zijn tong zien. Klager heeft forse paranoïde gedachten – zo denkt hij dat een huurmoordenaar hem gaat vermoorden – en er is sprake van spanningen en agitatie bij hem. De manier van denken is bij vlagen verminderd coherent, er zijn aanwijzingen voor paranoïde waanvorming en er is sprake van persevereren (klager herhaalt meermalen het woord ‘leugendetector’). Klager lijkt regelmatig niet in de realiteit te zijn en is niet te volgen in zijn verhaal. Klagers gedrag is af en toe hinderlijk en heeft recentelijk tot bijna handelende agressie geleid. Klager loopt langs een televisie terwijl andere gedetineerden naar de televisie kijken. Klager is, toen hij hier op werd aangesproken, in een gevechtshouding gaan staan en was niet te corrigeren. Klager steelt daarnaast etenswaren van anderen, waardoor hij in conflict komt met medegedetineerden. Gelet op het verleden van klager, waarbij is gebleken dat hij impulsieve agressie jegens anderen heeft laten zien, is een a-dwangbehandeling noodzakelijk en proportioneel. Er zijn geen alternatieve mogelijkheden, gelet op de aard van de aan het gevaar ten grondslag liggende stoornis. Klager dient behandeld te worden met een antipsychoticum. Uit het dossier blijkt afdoende dat sprake is van het in artikel 46a van de Pbw vermelde gevaar, te weten het gevaar dat klager met hinderlijk gedrag agressie van anderen zal oproepen, het gevaar dat klager een ander ernstig lichamelijk letsel zal toebrengen en het gevaar dat de gedetineerde zichzelf in ernstige mate zal verwaarlozen. Gelet op het voorgaande stelt de beroepscommissie vast dat volgens de psychiaters bij klager sprake is van een psychische stoornis. Verder is voldoende aannemelijk dat klager vanuit die stoornis gevaar veroorzaakt en dat, zonder een geneeskundige behandeling, het gevaar dat de stoornis van zijn geestvermogens klager doet veroorzaken, niet binnen een redelijke termijn kan worden weggenomen. Tevens is voldoende aannemelijk geworden dat de gekozen dwangbehandeling voldoet aan de eisen van proportionaliteit, subsidiariteit en doelmatigheid. De beslissing van de directeur om bij klager een dwangbehandeling, als bedoeld in artikel 46d, aanhef en onder a, van de Pbw toe te passen kan derhalve niet worden aangemerkt als onredelijk of onbillijk.

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.W. Wabeke, voorzitter, J. Schagen MA en drs J.E. Wouda, leden, in tegenwoordigheid van mr. A. de Groot, secretaris, op 25 maart 2019.

         

            secretaris         voorzitter

 

Naar boven