Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/2543/GA, 19 maart 2019, beroep
Uitspraakdatum:19-03-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Bezoek  v

nummer:          R-19/2543/GA

betreft: [klager]            datum: 19 maart 2019

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J. Schepers, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een uitspraak van 21 december 2018 van de beklagcommissie bij de locatie Roermond, alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht. Ter zitting van de beroepscommissie van 19 februari 2019, gehouden in de penitentiaire inrichting Vught, zijn gehoord klagers raadsman mr. J. Schepers, en de heer […], juridisch medewerker bij voormelde locatie. Klager heeft schriftelijk afstand gedaan van het recht ter zitting te worden gehoord. Als toehoorder was aanwezig […], coördinator procesondersteuning bij de Raad. Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie

Het beklag betreft

a.         de ontzegging van de toegang tot de inrichting van klagers bezoekster voor de duur van drie maanden (R-2018-00240)

b.         de ontzegging van het bezoek zonder toezicht van klagers bezoekster op 30 juli 2018 (R-2018-000241).

De beklagcommissie heeft – aldus begrijpt de beroepscommissie – het beklag onder a en b materieel ongegrond verklaard en het beklag onder a formeel gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven, zonder toekenning van een tegemoetkoming.

2.         De standpunten van klager en de directeur

Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. De beslissing om klagers bezoekster de toegang te ontzeggen tot de inrichting is niet afzonderlijk aan klager uitgereikt. De uitreiking heeft niet plaatsgevonden conform artikel 58, tweede lid, onder b van de Pbw. De beklagcommissie heeft het beklag op dit punt formeel gegrond verklaard. Een tegemoetkoming had aan klager toegekend dienen te worden vanwege dit formele gebrek, nu het gebruikelijk is 1/3 compensatie te geven bij een formele gegrondverklaring. Daarbij maakt het niet uit of er een belang aanwezig is dat is geschaad. De beslissing van de directeur is onvoldoende gemotiveerd omtrent de duur van de ontzegging. Daarnaast is niet gebleken dat er een individuele belangenafweging is gemaakt. Dat klagers bezoekster op 30 juli 2018 is weggegaan bij de inrichting betreft een beslissing van de directeur, nu – indien zij niet zou meewerken aan de fouillering – haar de toegang tot de inrichting zou zijn ontzegd. De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Het klopt dat de wijze waarop de beslissing omtrent de ontzegging van de toegang tot de inrichting van klagers bezoekster niet is uitgereikt op de wijze zoals voorgeschreven in het Pbw. Op dit moment worden dergelijke beslissingen wel op de juiste wijze uitgereikt. Klager is echter wel geïnformeerd omtrent de ontzegging, waardoor het niet nodig is om een tegemoetkoming vast te stellen, nu klager geen nadeel heeft ondervonden. Klagers bezoekster heeft op 30 juli 2018 op eigen initiatief de inrichting verlaten en derhalve is geen sprake van een door of namens de directeur genomen beslissing.

3.         De beoordeling

a.  Aan klagers bezoekster is op 30 juli 2018 een bericht gestuurd dat haar de toegang tot de inrichting is ontzegd voor de duur van drie maanden. Klager heeft uitsluitend van dit bericht een kopie ontvangen. De beroepscommissie is van oordeel dat hiermee niet is voldaan aan artikel 58, tweede lid, Pbw dat vereist dat de directeur de gedetineerde van de weigering van toelating van bezoek onverwijld schriftelijk een met redenen omklede, gedagtekende en ondertekende mededeling geeft. Het enkel in kopie sturen aan klager van het bericht van de directeur aan zijn bezoeker is daartoe onvoldoende. Het beroep ten aanzien van onderdeel a zal dan ook op formele gronden gegrond worden verklaard. De beroepscommissie ziet geen aanleiding voor toekenning van een tegemoetkoming aan klager nu klager geen nadeel heeft ondervonden van het niet op de juiste wijze uitreiken van de beslissing om zijn bezoekster de toegang tot de inrichting te ontzeggen. Voorts kan de beslissing om klagers bezoekster de toegang tot de inrichting te ontzeggen voor de duur van drie maanden niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.

b. Op grond van artikel 60, eerste lid, van de Pbw kan een gedetineerde bij de beklagcommissie beklag doen over een hem betreffende door of namens de directeur genomen beslissing. De beroepscommissie constateert dat uit de stukken volgt dat klagers bezoekster op eigen initiatief de inrichting heeft verlaten, hetgeen niet kan worden aangemerkt als een beslissing gegeven door of namens de directeur. Klager dient derhalve ten aanzien van dit onderdeel alsnog niet-ontvankelijk te worden verklaard in zijn beklag.

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep onder a (op formele gronden) gegrond, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag op dit onderdeel gegrond. Zij kent klager geen tegemoetkoming toe. De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie ten aanzien van het beklag onder b en verklaart klager alsnog niet-ontvankelijk in zijn beklag onder b.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C.M. van der Bas, voorzitter, J.G.A. van den Brand en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van mr. L.E.M. Meekenkamp, secretaris, op 19 maart 2019.      

                                                                                                                         

secretaris         voorzitter

 

Naar boven