Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/2511/GB, 26 maart 2019, beroep
Uitspraakdatum:26-03-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer:         R-19/2511/GB

Betreft:            […]      datum: 26 maart 2019

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. P.W. Szymkowiak, namens  […], verder te noemen klager,  gericht tegen een op 18 december 2018 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,  en van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing. Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1.         De inhoud van de bestreden beslissing

De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot overplaatsing naar het huis van bewaring (h.v.b.) van de locatie Sittard, subsidiair de locatie Roermond afgewezen.

2.         De feiten

Klager is sinds 25 april 2018 gedetineerd. Hij verblijft in het h.v.b. van de penitentiaire inrichting (p.i.) Grave.

3.         De standpunten

3.1.      Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Klager heeft inmiddels begrepen waarom hij niet in de locatie Sittard geplaatst kan worden. De selectiefunctionaris heeft echter niet beslist op klagers subsidiaire verzoek om hem over te plaatsen naar de locatie Roermond.

3.2.      De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht. Klager kan niet in de locatie Sittard worden geplaatst, omdat daar een familielid van het slachtoffer werkzaam is. Het Openbaar Ministerie (OM) heeft meegedeeld dat klager niet in de locatie Roermond kan worden geplaatst, omdat een medeverdachte daar verblijft. Klager ontvangt in de p.i. Grave bezoek van zijn familie. Een advocaat moet een cliënt in iedere inrichting kunnen bezoeken. Voor zittingen wordt klager door de Dienst Vervoer en Ondersteuning (DV&O) vervoerd.

4.         De beoordeling

4.1.      De overweging dat klager niet in de locatie Sittard kan worden geplaatst, omdat familie van het slachtoffer daar werkzaam is, is niet onredelijk of onbillijk. Klager heeft te kennen gegeven dat hij dat begrijpt.

4.2.      Aanvankelijk is niet beslist op klagers subsidiaire verzoek tot overplaatsing naar de locatie Roermond, maar in beroep is gebleken dat hij daar niet geplaatst kan worden, omdat een medeverdachte daar verblijft. Het OM heeft daar bezwaar tegen, kennelijk in verband met collusiegevaar. Dit bezwaar dient gerespecteerd te worden. Daarom kan de bestreden beslissing ook in zoverre niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal dus ongegrond worden verklaard.

5.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. W.F. Korthals Altes, voorzitter, mr. A.T. Bol en J.G.A. van den Brand, leden, in tegenwoordigheid van P. de Vries, secretaris, op 26 maart 2019.

 

            secretaris         voorzitter

 

Naar boven