Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/2481/GA, 5 maart 2019, beroep
Uitspraakdatum:05-03-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer:         R-19/2481/GA

Betreft:            [Klager]           datum: 5 maart 2019

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. S. Wortel, namens[Klager], verder te noemen klager, gericht tegen een op 27 december 2018 genomen beslissing van de directeur van het Centrum voor Transculturele Psychiatrie Veldzicht te Balkbrug, alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing. Ter zitting van de beroepscommissie van 22 februari 2019, gehouden in het Justitieel Complex Zaanstad, is gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. S. Wortel. De directeur heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid te worden gehoord. Namens de directeur is op 21 februari 2019 een verzoek gedaan tot aanhouding, nu een psychiater niet ter zitting kan verschijnen wegens privéomstandigheden. Namens de voorzitter is telefonisch medegedeeld dat hij voorziet dat het aanhoudingsverzoek zal worden afgewezen, maar dat de beslissing uiteindelijk op zitting zal worden genomen. Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1.         De inhoud van de bestreden beslissing

Het beroep betreft de beslissing van de directeur van 27 december 2018, inhoudende dat klager wordt verplicht tot het ondergaan van een onvrijwillige geneeskundige behandeling als bedoeld in artikel 46d, aanhef en onder a, van de Pbw (verder: a-dwangbehandeling) voor de duur van drie maanden.

2.         De standpunten

Door en namens klager is het beroep als volgt – kort en zakelijk weergegeven – toegelicht. Wat de psychiaters in het behandelplan en in de second opinion hebben opgeschreven is een vorm van laster en smaad en klager wil daar aangifte van doen. De psychiaters proberen een beeld te schetsen van klager waar klager zich totaal niet in herkent. Klager is een enkele keer agressief geweest, maar dat komt niet omdat hij lijdt aan een stoornis zoals de psychiaters schrijven, maar omdat hij erg gefrustreerd is. Hij heeft het gevoel dat er niet goed naar hem wordt geluisterd. Klager is namelijk van mening dat er sperma en bloed door zijn eten is gedaan, alsook dat het eten allerlei poepbacterieën bevat, maar er wordt geen onderzoek verricht waaruit zijn gelijk zou kunnen blijken. Dit is voor klager de reden geweest om in honger- en dorststaking te gaan. Er wordt ten onrechte telkens gezegd dat het vermoeden dat er lichaamssappen in het eten zitten voortvloeit uit een waanstoornis waar klager aan lijdt. Volgens de raadsvrouw past klagers vermoeden dat zijn eten niet in de orde is bij een angststoornis en niet bij een waanstoornis, zoals de psychiaters beschrijven. Dat klager zoals hiervoor al is aangegeven om deze reden in een honger- en dorststaking gaat, biedt onvoldoende grond om aan te nemen dat klager een gevaar is voor zichzelf of voor anderen. Bij een angststoornis is het de vraag of een a-dwangbehandeling noodzakelijk is. Uit het dossier is onvoldoende duidelijk geworden of er minder ingrijpende middelen voorhanden zijn om klager mee te behandelen. De directeur heeft de bestreden beslissing in beroep niet toegelicht.

3.         De beoordeling

Aanhoudingsverzoek

De beroepscommissie acht zich op basis van de stukken voldoende ingelicht over het standpunt van de directeur. Daarom wijst zij het aanhoudingsverzoek af.

Inhoudelijk

Vanwege het ingrijpende karakter van de dwangbehandeling is in artikel 46e, tweede lid, van de Pbw bepaald dat de directeur, ten behoeve van zijn beslissing tot toepassing van dwangbehandeling, een verklaring van de behandelend psychiater dient over te leggen, evenals een verklaring van een psychiater die de gedetineerde met het oog daarop kort tevoren heeft onderzocht, maar niet bij diens behandeling betrokken was. Uit deze verklaringen dient te blijken dat de gedetineerde op wie de verklaring betrekking heeft, is gestoord in zijn geestvermogens en dat een geval als bedoeld in artikel 46d, onder a, van de Pbw, zich voordoet. In de door de directeur verstrekte inlichtingen, waaronder de schriftelijke mededeling van de beslissing a-dwangbehandeling, de verklaring van de behandelend psychiater tevens uittreksel van klagers behandelplan en de verklaring van de tweede psychiater die klager met het oog daarop klager kort tevoren heeft onderzocht, maar niet bij de behandeling betrokken was, komt het navolgende – kort en zakelijk weergegeven – naar voren. Klager is een chronisch psychotische man en op dit moment is sprake van een waanstoornis (grootheidswanen, geloofswanen en vergiftigingswanen). Vanaf december 2018 staan de vergiftigingswanen en grootheidswanen op de voorgrond. Dit uit zich onder meer doordat klager in honger- en dorststaking gaat omdat hij meent dat medewerkers bloed, sperma en speeksel door zijn eten hebben gedaan. Klager is achterdochtig en wordt steeds agressiever naar het personeel toe. Om zijn agressie te uiten heeft klager meermalen gespuugd naar het personeel. Ook dreigt klager alle Nederlanders te vermoorden en hij wil daar miljoenen moslims voor oproepen. Hij koestert haat jegens Joden en Christenen en hij keurt de daden van de Islamitische Staat goed. Klager meent voorts dat alle psychiaters pathologische leugenaars zijn met wie zal worden afgerekend op de dag des oordeels en hij dreigt de psychiaters te onthoofden. Klager heeft geen ziekte-inzicht en weigert op vrijwillige basis medicatie in te nemen. De verwachting is dat de dwangmedicatie een positief effect zal hebben op klager, nu dergelijke medicatie in het verleden een positief effect op zijn psychotisch toestandsbeeld heeft gehad. Minder ingrijpende middelen om het gevaar af te wenden dan door het toedienen van een antipsychoticum zijn er niet. Uit het dossier blijkt afdoende dat sprake is van het in artikel 46a van de Pbw vermelde gevaar, te weten het gevaar dat klager zichzelf in ernstige mate zal verwaarlozen door zijn honger- en dorststaking en dat hij een ander lichamelijk letsel zal toebrengen. Op grond van de stukken is vast komen te staan dat bij klager een psychiatrische stoornis is vastgesteld, dat klager vanuit die stoornis gevaar veroorzaakt en dat, zonder een geneeskundige behandeling, het gevaar dat de stoornis van zijn geestvermogens klager doet veroorzaken, niet binnen een redelijke termijn kan worden weggenomen. Voldoende aannemelijk is geworden dat de gekozen dwangbehandeling voldoet aan de eisen van proportionaliteit, subsidiariteit en doelmatigheid. De beslissing van de directeur om bij klager een dwangbehandeling, als bedoeld in artikel 46d, aanhef en onder a, van de Pbw toe te passen kan derhalve niet worden aangemerkt als onredelijk en onbillijk.

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.M. van der Nat, voorzitter, U.P. Burke en mr. R.H. Koning, leden, in tegenwoordigheid van mr. A. de Groot, secretaris, op 5 maart 2019.        

            secretaris         voorzitter

 

Naar boven