nummer: R-18/2440/GV
betreft: [klager] datum: 5 maart 2019
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van […], verder te noemen klager, gericht tegen een op 12 december 2018 genomen beslissing van de Minister voor Rechtsbescherming (de Minister), alsmede van de onderliggende stukken. De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten. Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.
2. De standpunten
Klager heeft het beroep als volgt toegelicht. De afwijzing van klagers verzoek om algemeen verlof is op onjuiste gronden gebaseerd. Klager heeft de cursus Kiezen Voor Verandering afgerond en vrijwillig aan psychologisch onderzoek meegewerkt. Klager wenst enkel aan individuele, ambulante behandeling mee te werken. Dat wordt eveneens door het Openbaar Ministerie en de Reclassering geadviseerd. Bovendien vertoont klager goed gedrag in de inrichting. Eerst op de laatste dag van de v.i.-periode heeft klager een strafbaar feit begaan. De bestreden beslissing is als onredelijk en onbillijk aan te merken. Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Hoewel een klinische opname is geïndiceerd, wenst klager daaraan niet mee te werken. Thans is klager gedetineerd in verband met de herroeping van zijn voorwaardelijke invrijheidstelling (v.i.), omdat hij tijdens zijn v.i.-periode is gerecidiveerd. Voorts heeft de reclassering het recidiverisico als hoog ingeschat. Gelet op het voorgaande is de afwijzing van klagers verlofaanvraag niet onredelijk. Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht. De vrijhedencommissie heeft positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag. Het multidisciplinair overleg heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag, omdat klager tijdens de v.i.-periode opnieuw een strafbaar feit heeft gepleegd. Klager wenst niet mee te werken aan een klinische opname en richt zich enkel op begeleid wonen. De advocaat-generaal bij het ressortparket te Arnhem heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag, nu bij klager sprake is van een lange delict geschiedenis en de einddatum van zijn detentie niet in de nabije toekomst ligt. Aan het negatieve advies is mede klagers gedrag in de inrichting en het als hoog ingeschatte recidiverisico ten grondslag gelegd. Er is in klagers geval geen reden nu al met zijn re-integratie te starten. Gelet op het punitieve karakter van de gevangenisstraf is de wens om thuis kerst te vieren geen valide reden om klagers verlofaanvraag toe te kennen. De reclassering schat het recidiverisico in als zeer hoog. Het risico op het zich onttrekken aan voorwaarden wordt ingeschat als gemiddeld tot hoog. De politie heeft het verlofadres geverifieerd en in orde bevonden.
3. De beoordeling
Klager is gedetineerd vanwege een gevangenisstraf van een jaar en vijf maanden in verband met handelen in strijd met de Opiumwet, waarvan de v.i. is herroepen voor de duur van een jaar. De einddatum van klagers detentie is bepaald op 13 augustus 2019. Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers eerste verlofaanvraag. Hij kan in totaal zes verlofaanvragen indienen. Vooropgesteld dient te worden dat bij verzoeken tot algemeen verlof een belangenafweging dient te worden gemaakt tussen enerzijds het individuele belang van de gedetineerde om zich tijdig en goed te kunnen voorbereiden op zijn terugkeer in de maatschappij en anderzijds het algemeen belang van – onder meer – de orde, rust en veiligheid in de samenleving en een ongestoorde tenuitvoerlegging van de opgelegde vrijheidsstraf. Uit het reclasseringsadvies van 11 oktober 2018 komt naar voren dat klager weinig zelfinzicht heeft en zich een criminele levensstijl heeft aangemeten. Er wordt een ambulante behandeling met de mogelijkheid tot kortdurende klinische opname geadviseerd om klagers gedrags- en gedachtenpatronen te kunnen doorbreken, nu die delict gerelateerd gedrag in de hand kunnen werken. Klager heeft een uitgebreide justitiële documentatie. Het recidiverisico wordt ingeschat als zeer hoog en het risico op het zich onttrekken van voorwaarden wordt ingeschat als gemiddeld tot hoog. Thans is klager gedetineerd in verband met de herroeping van zijn v.i., omdat hij tijdens zijn v.i.-periode opnieuw een strafbaar feit heeft gepleegd. De beroepscommissie is van oordeel dat voornoemde omstandigheden een forse contra-indicatie vormen voor verlofverlening en dat deze, ondanks het positieve advies van de vrijhedencommissie, een afwijzing van klagers verlofaanvraag rechtvaardigen. Daarom kan de beslissing van de Minister, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen en gelet op de weigeringsgronden zoals bedoeld in artikel 4 onder a, b en d van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C.M. van der Bas, voorzitter, J.G.A. van den Brand en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van M.G. Bikker, secretaris, op 5 maart 2019.
secretaris voorzitter