Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-18/2299/GB, 12 maart 2019, beroep
Uitspraakdatum:12-03-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer:         R-18/2299/GB

Betreft:            [klager]            datum: 12 maart 2019

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift ingediend door mr. M.A.C. de Vilder, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een op 20 november 2018 genomen beslissing van de selectiefunctionaris, alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.  Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1.         De inhoud van de bestreden beslissing

De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem over te plaatsen van de penitentiaire inrichting (p.i.) Krimpen aan den IJssel naar de locatie Esserheem te Veenhuizen ongegrond verklaard.

2.         De feiten

2.1.      Klager verbleef in de p.i. Krimpen aan den IJssel. Door de directeur van de p.i. Krimpen aan den IJssel is een selectieadvies opgesteld, waarin wordt verzocht klager over te plaatsen naar de p.i. Veenhuizen, locatie Norgerhaven, wegens capaciteitsreductie. Bij besluit van 10 oktober 2018 is klager geselecteerd voor de locatie Esserheem. Klager verblijft inmiddels in de locatie Norgerhaven. Aan deze laatste overplaatsing ligt geen beslissing van de selectiefunctionaris ten grondslag.

3.         De standpunten

3.1.      Namens klager is het beroep – samengevat - als volgt toegelicht.

De feiten waarvoor klager is veroordeeld hebben te maken met de liquidatiegolf in Amsterdam die in de volksmond de ‘Mocro-oorlog’ wordt genoemd. In de p.i. Veenhuizen, locatie Norgerhaven verblijft een aantal personen uit Amsterdam die behoren tot het vijandelijke kamp. Klager ontkent namen te hebben genoemd. Hij heeft enkel gezegd dat hij personen behorende bij de ‘Green Gang’ en leden van de ‘Tachi’-groep heeft gezien in de locatie Norgerhaven. In de p.i. Krimpen aan den IJssel ging het goed met klager. In de locatie Norgerhaven vreest hij echter voor zijn veiligheid. Klager en een medegedetineerde geven aan dat er bedragen worden geboden voor het plegen van een aanslag op klager. De spanning heeft zijn weerslag op het functioneren van klager. Een medeveroordeelde is aangevallen in de p.i. Groot Alphen en heeft daarbij een gat in zijn hoofd opgelopen. Mede vanwege dit voorval is klager destijds in de p.i. Krimpen aan den IJssel geplaatst in plaats van in het Justitieel Complex Zaanstad. Daarnaast is de p.i. Veenhuizen ver weg van de woonplaats van klager en zijn familie, hetgeen in strijd is met artikel 25 van de Regeling selectie plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (de Regeling).

3.2.      De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.

Navraag bij de inrichting heeft duidelijk gemaakt dat, gezien geregistreerde namen, geen leden van de zogenoemde Mocro-maffia verblijven in de p.i. Veenhuizen en daarom is er geen vrees voor het leven van klager. Ten aanzien van de reisafstand van de familie van klager geldt dat bezoekproblemen inherent zijn aan detentie. De aangevoerde problemen zijn niet dusdanig uitzonderlijk dat deze tot een andere beslissing zouden moeten leiden. Bovendien is klager niet verstoken van bezoek.

4.         De beoordeling

4.1.      Klager is in eerste aanleg veroordeeld tot een gevangenisstraf van tien jaar voor voorbereidingshandelingen voor moord, brandstichting en wapenbezit. Hij wordt in verband gebracht met de zogeheten ‘Mocro-oorlog’ en behoort tot de categorie Top-600. Op 4 oktober 2018 heeft de directeur van de p.i. Krimpen aan den IJssel verzocht klager over te plaatsen naar de p.i. Veenhuizen, locatie Norgerhaven in verband met de reductie van gevangeniscapaciteit in de p.i. Krimpen aan den IJssel ten behoeve van capaciteit bestemd voor de zeer beperkt beveiligde inrichting.

4.2.      Namens klager is kortgezegd allereerst aangevoerd dat hij vreest voor zijn leven in de locatie Norgerhaven, nu daar personen uit het vijandelijke kamp verblijven die een aanslag op zijn leven beramen. De beroepscommissie stelt vast dat uit het initiële besluit van 10 oktober 2018 niet blijkt dat enig onderzoek is verricht naar het eventuele verblijf in de p.i. Veenhuizen van leden die in verband worden gebracht met de ‘Mocro-oorlog’, terwijl uit het dossier voldoende blijkt dat klagers veiligheid een constant punt van aandacht is. Uit de beslissing op bezwaar blijkt dat navraag is gedaan bij de inrichting en dat de namen van de leden van de Mocro-oorlog niet voorkomen in de p.i. Veenhuizen, maar dit is naar het oordeel van de beroepscommissie onvoldoende onderbouwd.

4.3.      De tweede grief van klager richt zich tegen de omstandigheid dat klager niet conform artikel 25, zevende lid, van de Regeling is geplaatst in een (aanpalend) arrondissement van vestiging. De beroepscommissie overweegt dat ook bij overplaatsingen in het kader van capaciteitsreductie het uitgangspunt van artikel 25, zevende lid, van de Regeling selectie plaatsing van overplaatsing van gedetineerden geldt en een belangenafweging dient plaats te vinden, waarbij tevens het belang van klager dient te worden meegenomen. Beschikbare celcapaciteit kan daarbij, mits deugdelijk onderbouwd, een rol spelen. Van een zorgvuldige belangenafweging, waarbij tevens rekening is gehouden met klagers belang, is naar het oordeel van de beroepscommissie niet gebleken.

4.4.      De beslissing is - gelet op het voorgaande - naar het oordeel van de beroepscommissie onvoldoende toereikend gemotiveerd. Het beroep wordt derhalve gegrond verklaard, de bestreden beslissing wordt vernietigd en de Minister voor Rechtsbescherming (ingevolge de wetswijziging van 1 januari 2019, Stb. 2018, 498) zal worden opgedragen een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan. De beroepscommissie ziet voor de toekenning van een tegemoetkoming geen aanleiding.

5.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing. Zij draagt de Minister voor Rechtsbescherming op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van haar uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.W. Wabeke, voorzitter, mr. A.T. Bol en  J.G.A. van den Brand, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Smeijers, secretaris, op 12 maart 2019.

 

            secretaris         voorzitter

 

Naar boven