Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-18/2259/GB, 19 maart 2019, beroep
Uitspraakdatum:19-03-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer:         R-18/2259/GB

Betreft:            [klager]            datum: 19 maart 2019

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. S. Epema, namens  […], verder te noemen klager,  gericht tegen een op 22 november 2018 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,  en van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing. Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1.         De inhoud van de bestreden beslissing

De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem te plaatsen in de gevangenis van de penitentiaire inrichting (p.i.) Nieuwegein ongegrond verklaard.

2.         De feiten

Klager is sinds 4 juni 2018 gedetineerd. Hij verbleef sinds 22 oktober 2018 in de gevangenis van de p.i. Nieuwegein. Op 31 december 2018 is hij overgeplaatst naar de gevangenis van de p.i. Krimpen aan den IJssel, waar een regime van algehele gemeenschap geldt.

3.         De standpunten

3.1.      Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.

Klager verbleef sinds zijn aanhouding in de p.i. Krimpen aan den IJssel, gelegen in het arrondissement van vervolging. Klager is inmiddels veroordeeld. Klagers familie en vrienden wonen in de regio Rotterdam en hebben geen financiële middelen om hem buiten die regio te bezoeken. In verband met gebrek aan celcapaciteit is klager overgeplaatst naar de p.i. Nieuwegein, waar hij geen bezoek kan ontvangen. Bovendien wordt in deze p.i. niet de opleiding aangeboden, die hij volgens de reclassering zou moeten volgen in het kader van zijn resocialisatie. Deze opleiding wordt wel aangeboden in de p.i. Krimpen aan den IJssel. Klager bevindt zich in de laatste zes maanden van zijn detentie, zodat resocialisatie juist voor hem van belang is. Klager verzoekt het beroep gegrond te verklaren en verzoekt om een financiële tegemoetkoming.

3.2.      De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.

Na een heroverweging is alsnog beslist klager in de gevangenis van de p.i. Krimpen aan den IJssel te plaatsen. Hiermee is klagers belang bij een inhoudelijke toets van het beroepsschrift komen te vervallen.

4.         De beoordeling

4.1.      Hoewel klager op 31 december 2018 is overgeplaatst naar de p.i. Krimpen aan den IJssel en derhalve niet langer in de p.i. Nieuwegein verblijft, zal de beroepscommissie het beroep inhoudelijk behandelen, nu klager om een financiële tegemoetkoming heeft verzocht.

4.2.      Uit de inlichtingen van de selectiefunctionaris blijkt dat op het moment van de bestreden beslissing geen celcapaciteit beschikbaar was in een inrichting in de regio Rotterdam. De beroepscommissie begrijpt de wens van klager dichterbij zijn familie en vrienden gedetineerd te zijn. Niet gebleken is echter dat klagers bezoek niet in staat zou zijn hem in de p.i. Nieuwegein te bezoeken. De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, dan ook niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal ongegrond verklaard worden.

5.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. W.F. Korthals Altes, voorzitter, mr. A.T. Bol en J.G.A. van den Brand, leden, in tegenwoordigheid van J.A. van der Veen, secretaris, op 19 maart 2019.

 

            secretaris         voorzitter

 

 

Naar boven