Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-18/2251/GM, 6 maart 2019, beroep
Uitspraakdatum:06-03-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

nummer:          R-18/2251/GM

betreft: [klager]                datum: 6 maart 2019

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van […], verder te noemen klager, gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan het Justitieel Complex Zaanstad te Westzaan,  alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 5 november 2018 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Justitie en Veiligheid. Ter zitting van de beroepscommissie van 26 februari 2019, gehouden in het Justitieel Complex Zaanstad, zijn gehoord klager en namens de inrichtingsarts, de mevrouw […], hoofd zorg.Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:          

1.         De inhoud van het beroep

De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur van 30 juli en 13 september 2018, betreft de weigering klager te laten onderzoeken door een medisch specialist in verband met darmkanker.

2.         De standpunten van klager en de inrichtingsarts

Klager heeft zijn klacht als volgt toegelicht. Klager is met veel darmpijn bij de inrichtingsarts geweest en gemeld dat de psychiater van de Pompestichting klager darmkanker heeft gegeven. Klager heeft om hulp gevraagd, maar werd door de medische dienst weggestuurd. Ook een echo is hem geweigerd. De psychiater heeft letterlijk tegen klager gezegd dat zij klager darmkanker heeft gegeven. Zij heeft klager besmet en hem het leven zuur gemaakt. De besmetting heeft waarschijnlijk in de iso plaatsgevonden. Zij heeft dit in opdracht gedaan. Klager heeft de hele dag door steken in zijn buik. Klager is twee keer onderzocht en hij wordt nu voor een derde keer onderzocht. Hij verwacht hiervoor antibiotica te krijgen. Desgevraagd merkt klager op dat er in zijn familie geen darmkanker voorkomt. De inrichtingsarts heeft het volgende standpunt ingenomen. Klager is bang dat hij darmkanker heeft opgelopen tijdens zijn detentie en heeft geen vertrouwen in behandelingen. Met veel geduld wordt klager geadviseerd en gemotiveerd voor zijn behandelingen. Hij heeft laagdrempelig contact met een justitieel verpleegkundige en indien nodig de huisarts. Zijn buikklachten zijn regelmatig en serieus onderzocht. Daarnaast wordt hij continu begeleid en geobserveerd door een verpleegkundig zorg-BIW’er op zijn verblijfsafdeling. Op 26 november 2018 is een echo in het ziekenhuis gemaakt. Klager maakt zich ernstige zorgen. Hij is onderzocht en daar is uitgekomen dat hij geen darmkanker heeft. Klager had een bacterie in zijn maag en is daarvoor behandeld. Ter geruststelling is een echo gemaakt en de uitslag hiervan was goed. Ter zitting van de beroepscommissie heeft de inrichtingsarts twee documenten overgelegd met de uitkomsten van het echo-onderzoek en een bacteriologisch onderzoek.

3.         De beoordeling

Klager stelt dat de inrichtingsarts hem niet wil helpen voor zijn buikklachten en dat de psychiater van de Pompestichting hem darmkanker heeft gegeven. Dit laatste leidt klager af uit een mededeling die de betreffende psychiater hem zou hebben gedaan. Klager vermoedt dat hij in de iso besmet is geraakt. De beroepscommissie merkt op dat darmkanker geen besmettelijke ziekte is die door een arts aan een patiënt kan worden doorgegeven. Uit de door klager ter zitting van de beroepscommissie gegeven antwoorden is verder gebleken dat wat betreft kanker geen sprake is van een belaste familieanamnese. De beroepscommissie stelt ook vast dat klager voor zijn buiklachten is onderzocht en voor zover nodig is behandeld. De inrichtingsarts heeft ter geruststelling klager recentelijk nog aan een echo-onderzoek onderworpen. Dit leverde geen afwijkingen op. Gelet op het vorenstaande is de beroepscommissie van oordeel dat van een inadequate behandeling door de inrichtingsarts geen sprake is. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.J.C. Koens, voorzitter, drs. K.M.P.A.M. Habryka en dr. ing. C.J. Ruissen, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Kokee, secretaris, op 6 maart 2019

 

            secretaris         voorzitter

 

 

 

 

Naar boven