Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-18/2197/GM, 25 maart 2019, beroep
Uitspraakdatum:25-03-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

nummer:          R-18/2197/GM

betreft: [klager]            datum: 25 maart 2019

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van […], verder te noemen klager, gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de penitentiaire inrichting (p.i.) Almelo,  alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 29 oktober 2018 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Justitie en Veiligheid. Ter zitting van de beroepscommissie van 26 februari 2018, gehouden in het Justitieel Complex Zaanstad is klager gehoord. De inrichtingsarts verbonden aan de p.i. Almelo is niet ter zitting verschenen. Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:          

1.         De inhoud van het beroep

De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur van 15 oktober 2018, betreft onheuse bejegening en ondeskundige en onprofessioneel handelen van de inrichtingsarts.

2.         De standpunten van klager en de inrichtingsarts

Klager heeft zijn klacht als volgt toegelicht. De inrichtingsarts heeft klager onprofessioneel, verkeerd, slecht en respectloos behandeld met betrekking tot zijn lichamelijke klachten. Op 26 september 2018 kwam klager bij de inrichtingsarts voor klachten die zijn ontstaan na een endeldarmoperatie. Klager gebruikte thuis en in de auto therapeutische kussens, maar mag deze niet op de afdeling gebruiken. De afdeling verwees klager naar de medische dienst, de arts zei tegen klager dat hij het op de afdeling moest proberen. Klager werd dus van het kastje naar de muur gestuurd. Hij werd genegeerd. Ook met betrekking tot klagers schimmel tussen de tenen werd klager genegeerd. Hij wees de arts op het positieve effect van massageolie, maar dat hij deze niet op de afdeling mocht hebben. De arts verwees klager echter naar de inrichtingswinkel, die de massageolie niet op de lijst heeft staan. Voor klagers oorklachten gebruikte klager thuis oordruppels. De arts reageerde met de opmerking dat klager een maand moest wachten voordat de medische gegevens binnen zijn. Later tijdens het gesprek bleek dat de medische gegevens toch binnen waren gekomen. Klager werd onderzocht aan zijn oor zonder hem aan te kijken of iets tegen hem te zeggen. Klager schrok hiervan. Hij wist niet wat hij meemaakte. Voor klager leken de arts en stagiaire meer op pottenbakkers. Zij constateerden proppen in het oor en vertelden klager dat zij de verpleegkundige klagers oor zouden laten uitspuiten. Klager vond hen houding onbeschoft en onprofessioneel. De arts luisterde niet naar klager. Klagers klacht gaat over de communicatie. Klager meent dat communicatie ook valt onder het medisch handelen van de inrichtingsarts. De inrichtingsarts heeft het volgende standpunt ingenomen. De klacht is door de huisarts opgepakt en met klager besproken. Klager en de huisarts hebben een goed gesprek gehad. De klacht is tevens gericht tegen de verpleegkundig specialist in opleiding, die in dienst is bij de huisarts.

3.         De beoordeling

Op grond van artikel 28 van de Pm kan een gedetineerde een beroepschrift indienen tegen het medisch handelen van de inrichtingsarts. Blijkens hoofdstuk 7 van de Nota van toelichting bij de Pm staat geen beklag open tegen feitelijke gedragingen van de arts of de voor hem werkzame personen. De klacht van klager heeft betrekking op de manier waarop de inrichtingsarts en de verpleegkundig specialist in opleiding zijn omgesprongen met klagers klachten. Klager voelt zich onheus, onprofessioneel en respectloos behandeld. Deze op de bejegening gerichte klachten betreffen geen medisch handelen als bedoeld in het tweede lid van artikel 28 van de Pm. Klager kan daarom niet in zijn klacht worden ontvangen.

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn klacht.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.J.C. Koens, voorzitter, drs. K.M.P.A.M. Habryka en dr. ing. C.J. Ruissen, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Kokee, secretaris, op 25 maart 2019

 

            secretaris         voorzitter

 

 

 

 

Naar boven