Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-18/2193/GA, 19 maart 2019, beroep
Uitspraakdatum:19-03-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

nummer:          R-18/2193/GA

betreft: [klager]            datum: 19 maart 2019

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. P.M. Iwema, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een uitspraak van 9 juli 2018 van de alleensprekende beklagrechter bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Zwaag, alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht. De beroepscommissie heeft de directeur van de p.i. Zwaag in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman om het beroep schriftelijk toe te lichten. Op 20 en 27 december 2018 is van klager en zijn raadsman een nadere toelichting ontvangen. Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter

Het beklag betreft klagers dagprogramma dat niet voldoet aan het minimumaantal uren (ZW-2018-198). De beklagrechter heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2.         De standpunten van klager en de directeur

Door en namens klager is het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt in beroep als volgt – kort en zakelijk weergegeven – toegelicht. De fundamentele inhoud van het beklag rechtvaardigde een mondelinge behandeling. Voorts betwist de directie niet dat het dagprogramma van klager tekort heeft geschoten. Het personeelstekort kan geen toereikende reden zijn voor de ongegrondverklaring van klagers beklag. Het (schriftelijk) verweer van de directeur is aan klager noch zijn raadsman ter beschikking gesteld. De beginselen van hoor en wederhoor, van een zorgvuldige voorbereiding en van dragende motivering zijn geschonden. Verzocht wordt om een financiële compensatie. De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagrechter, in beroep niet toegelicht.

3.         De beoordeling

Klagers beklag heeft betrekking op het dagprogramma dat hem in het basisprogramma is aangeboden. Deze klacht ziet naar het oordeel van de beroepscommissie op een algemene voor alle in het basisprogramma verblijvende gedetineerden geldige regel. Tegen een algemene regel staat in beginsel geen beklag open, tenzij die regel in strijd is met hogere wet- of regelgeving. Derhalve dient de beroepscommissie na te gaan of sprake is van strijd met wet- of regelgeving van hogere orde. De p.i. Zwaag is bij bestemmingsaanwijzing van 23 januari 2017 aangewezen als een inrichting met een regime van beperkte gemeenschap. Ingevolge artikel 3, derde lid, van de Penitentiaire maatregel (Pm) wordt aan gedetineerden die verblijven in een regime van beperkte gemeenschap tussen de 18 en 63 uren per week aan activiteiten en bezoek geboden. De beroepscommissie wijst erop dat in de Pm voor het regime van beperkte gemeenschap enkel eisen zijn gesteld ten aanzien van de duur van het activiteitenprogramma en – anders dan voor het regime van algehele gemeenschap – niet ten aanzien van de duur van het dagprogramma. In een regime van beperkte gemeenschap valt het activiteitenprogramma veelal samen met het dagprogramma.Uit het verweerschrift van de directeur in beklag van 3 mei 2018 en klagers brief van 6 juni 2018 met daarin een kopie van het activiteitenprogramma blijkt, dat in het basisprogramma een activiteitenprogramma wordt aangeboden van tussen  44 en 48 uren per week. Daarmee voldoet het activiteitenprogramma in het basisprogramma aan de in artikel 3, derde lid, van de Pm neergelegde norm. Gezien het vorenstaande oordeelt de beroepscommissie dat het aan klager aangeboden dagprogramma niet in strijd is met hogere wet- of regelgeving. Om die reden is klager niet-ontvankelijk in zijn beklag. De beroepscommissie zal de uitspraak van de beklagrechter derhalve vernietigen en klager alsnog niet-ontvankelijk verklaren in zijn beklag.

4.         De uitspraak

De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en verklaart klager alsnog niet-ontvankelijk in zijn beklag.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.A.M. de Wit, voorzitter, mr. A. van Holten en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.C. Vogel, secretaris, op 19 maart 2019.

 

            secretaris         voorzitter

 

 

 

 

Naar boven