Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-18/2186/GV, 1 maart 2019, beroep
Uitspraakdatum:01-03-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

nummer:          R-18/2186/GV

betreft: [klager]            datum: 1 maart 2019

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van […], verder te noemen klager, gericht tegen een op 1 november 2018 genomen beslissing van de Minister voor Rechtsbescherming (de Minister), alsmede van de onderliggende stukken. De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten. Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1.         De inhoud van de bestreden beslissing

De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van strafonderbreking afgewezen.

2.         De standpunten

Klager heeft het beroep als volgt – samengevat ��� toegelicht. Klager verzoekt om strafonderbreking teneinde zijn kinderen te ondersteunen en te begeleiden. Indien zijn verzoek wordt toegewezen kan hij zijn schoonzus, die de zorg van zijn kinderen heeft overgenomen, ondersteunen. Het bezoek is niet bedoeld om problemen op te lossen. Er zijn grote zorgen omtrent de ontwikkeling en het (geestelijke) welzijn van klagers kinderen. Klager heeft het delict waarvoor hij thans is gedetineerd niet gepleegd. De negatieve adviezen zijn op onjuiste gronden gebaseerd. Ook bestaat er geen risico voor maatschappelijke onrust of dat klager zal proberen zich aan de detentie te onttrekken. Klager beschikt over een aanvaardbaar verlofadres. Bovendien is er volgens Jeugdzorg geen bezwaar dat klager contact met zijn kinderen heeft. Klager belt zijn kinderen elke dag. Ook bezoeken zijn kinderen hem regelmatig. Klager heeft onderhavig verzoek om strafonderbreking op verzoek van en in overleg met zijn broer en schoonzus ingediend. Het is van belang dat klager voor zijn gezin kan zorgen. Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Op basis van de uitgebrachte adviezen en de beschikbare informatie is een belangenafweging gemaakt. De bestreden beslissing is duidelijk en uitgebreid gemotiveerd. Klagers verzoek om strafonderbreking is op juiste gronden afgewezen. Op klagers verzoek om strafonderbreking zijn de volgende adviezen uitgebracht. De vrijhedencommissie heeft negatief geadviseerd ten aanzien van het verzoek om strafonderbreking. Een eventueel te verlenen strafonderbreking is, mede gelet op de einddatum van klagers detentie, niet noodzakelijk. Klagers familie zorgt thans voor zijn kinderen en zal deze zorg ook na de strafonderbreking op zich nemen. Daarnaast zal een eventueel te verlenen strafonderbreking veel onrust in de buurt veroorzaken, nu de woning waar klager het delict heeft gepleegd het verlofadres betreft. De advocaat-generaal bij het ressortparket te Den Haag heeft aangegeven bezwaar te hebben tegen het verlenen van strafonderbreking. Met het uitspreken van een gevangenisstraf van vijftien jaar heeft het hof aangegeven dat klager een zodanig ernstig gevaar voor de maatschappij vormt, dat hij daarin in beginsel pas na lange tijd mag terugkeren. Hoewel klager wist dat zijn kinderen door zijn handelen gedurende lange tijd zouden moeten leven zonder hun vermoorde moeder en hun gedetineerde vader, heeft dat klager er niet van weerhouden de moord te plegen. Nu het aan klager te wijten is dat zijn kinderen lijden, dient geen strafonderbreking te worden verleend. De kinderen hebben daarnaast geen levensbedreigende ziekte. Ten aanzien van klager zelf is geen medische noodzaak om strafonderbreking te verlenen. Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond (JBRR) is niet tegen, maar ook niet voor het verlenen van strafonderbreking. Het is onduidelijk wat een eventueel te verlenen strafonderbreking van drie maanden kan betekenen ter verzachting van het leed van klagers kinderen. Ook is niet duidelijk hoe zijn kinderen hierover denken. De medisch adviseur acht, onder verwijzing naar de brief van JBRR, het verlenen van strafonderbreking van enkele maanden op medische gronden geïndiceerd. In verband met traumatische ervaringen heeft het (psychische) welzijn van klagers kinderen schade opgelopen. Hoewel interventies zijn ondernomen, komt uit de beschikbare informatie naar voren dat sprake is van een bedreigde ontwikkeling van klagers kinderen. Geadviseerd wordt gedurende de strafonderbreking, in samenwerking met de betrokken hulpverlenende instanties, heldere afspraken te maken. De politie heeft het verlofadres geverifieerd en niet in orde bevonden. Het verlofadres betreft de woning waar het door klager gepleegde misdrijf heeft plaatsgevonden en waar zijn kinderen thans woonachtig zijn. Een eventueel te verlenen strafonderbreking zal maatschappelijke onrust veroorzaken.

3.         De beoordeling

Klager verzoekt in de gelegenheid te worden gesteld het beroep nader mondeling toe te lichten. De beroepscommissie wijst dit verzoek af, nu zij zich op basis van de stukken voldoende ingelicht acht op het beroep te beslissen. Klager ondergaat een gevangenisstraf van vijftien jaren, met aftrek, wegens het medeplegen van moord. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 26 juli 2023. Artikel 34 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (de Regeling) bepaalt dat strafonderbreking kan worden verleend wegens zodanig bijzondere omstandigheden in de persoonlijke sfeer, dat niet kan worden volstaan met een andere vorm van verlof. Op grond van artikel 36 in verbinding met artikel 23 van de Regeling kan strafonderbreking worden verleend voor een bezoek aan een in ernstig psychische nood verkerende kind van de gedetineerde. Klager verzoekt om strafonderbreking voor de duur van drie maanden teneinde voor zijn vier kinderen te zorgen. De beroepscommissie is van oordeel dat sprake is van omstandigheden die een forse contra-indicatie vormen voor verlofverlening en dat deze omstandigheden een afwijzing van klagers verlofaanvraag rechtvaardigen. Uit de stukken komt naar voren dat zorgen bestaan omtrent de ontwikkeling en het (geestelijke) welzijn van klagers kinderen. Deze zorgen zijn (onder meer) ontstaan doordat klager thans is gedetineerd voor het medeplegen van moord op de moeder van zijn kinderen. Ook is de noodzaak voor het verlenen van strafonderbreking onvoldoende aannemelijk geworden, nu klagers familie gedurende zijn detentie de zorg van zijn kinderen op zich heeft genomen. JBRR heeft gemeld dat het onduidelijk is wat een eventueel te verlenen strafonderbreking van drie maanden kan betekenen ter verzachting van het leed van klagers kinderen. Bovendien beschikt klager niet over een aanvaardbaar verlofadres. Het door klager opgegeven verlofadres betreft de woning waar het misdrijf heeft plaatsgevonden. De politie, de vrijhedencommissie en JBRR geven te kennen dat een eventueel te verlenen strafonderbreking maatschappelijke onrust zal veroorzaken. Gelet op het voorgaande kan de beslissing van de Minister, ondanks het positieve advies van de medisch adviseur, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen en gelet op de weigeringsgronden zoals bedoeld in artikel 4 onder f, i en j van de Regeling, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C.M. van der Bas, voorzitter, J.G.A. van den Brand en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van M.G. Bikker, secretaris, op 1 maart 2019.

 

 

            secretaris         voorzitter

 

Naar boven