Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-18/2003/GA, 18 maart 2019, beroep
Uitspraakdatum:18-03-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

nummer:          R-18/2003/GA

betreft: [klager]            datum: 18 maart 2019

 

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van de directeur van de locatie De Schie te Rotterdam, gericht tegen een uitspraak van 10 oktober 2018 van de beklagcommissie bij voormelde locatie, gegeven op een klacht van […], verder te noemen klager, alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 18 januari 2019, gehouden in het Justitieel Complex Zaanstad, zijn gehoord klagers raadsvrouw mr. J.J. Serrarens, en de heer […], plaatsvervangend vestigingsdirecteur bij voormelde locatie.

Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorg gedragen, heeft hij daarvan geen gebruik gemaakt. De beroepscommissie heeft een afstandsverklaring van klager ontvangen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

 

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie

Het beklag betreft het niet mogen werken in de tuin/groenvoorziening indien klager niet instemt met een interne overplaatsing (S-2018-000305).

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

 

2.         De standpunten van de directeur en klager

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager was in maart 2018 nog niet werkzaam in de tuin/groenvoorziening. Klager gebruikte zijn luchtmoment om de tuin te onderhouden. Klager is nooit formeel te werk gesteld in de tuin. Bij de locatie De Schie is een luchtplaats aanwezig, die is voorzien van bomen en groenvoorziening. Klager wenste daarin te werken. Op 15 maart 2018 is door de directeur een bericht verstuurd naar de werkmeester Arbeid om in gesprek te gaan met klager over het werken in de tuin en om de mogelijkheden daarvoor te bekijken. Klager heeft te horen gekregen dat hij, indien hij zou gaan werken in de tuin, diende te wisselen van afdeling. Bij klager zijn geen verwachtingen gewekt omtrent het mogen werken in de tuin zonder daartoe overgeplaatst te worden. Het kan zijn dat klager zaadjes heeft gekregen vanuit zijn verblijfsafdeling, niet van de Arbeid. Dat betroffen de potjes met zaadjes van de Albert Heijn. Klager stelt dat hij al gewerkt heeft en dat hij daarvoor ook betaald heeft gekregen. Klager is echter in die periode niet betaald voor het uitvoeren van werkzaamheden. Klager is arbeidsongeschikt.

Wanneer de overgangsregeling is ingegaan, doet niet ter zake. Deze is ingegaan op 1 februari 2018 of 1 maart 2018 en beide data liggen vóór de periode dat klager stelt dat hij zou hebben gewerkt, namelijk in maart 2018. De afdeling zelfredzaamheid is gestart op 1 mei 2018. Gedetineerden op die afdeling kunnen de "leuke" baantjes krijgen. Het arbeidsbedrijf bevindt zich op die afdeling. Door het personeel is het niet te organiseren dat klager de mogelijkheid, en de daarbij behorende vrijheden, krijgt om vanuit afdeling A te werken op de luchtplaats. Op dit moment is klager veel aan het schilderen. Er wordt nog steeds gekeken naar een zinvolle dagbesteding voor klager, vanwege klagers status van levenslanggestrafte.

 

Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Reeds voor 15 maart 2018 heeft klager kenbaar gemaakt dat hij in de tuin wilde werken. In het e-mailbericht van 15 maart 2018 staat geen clausule dat klager moet instemmen met een overplaatsing indien hij wenst te werken in de tuin. Op 20 maart 2018 heeft klager een bespreking met de directeur. Op 22 maart 2018 heeft klager overleg gehad met [B]. Meteen na het gesprek met [B] is klager in de tuin begonnen met werken. Klager is op meer momenten werkzaam in de tuin dan alleen tijdens het luchten. Er was en is nog steeds niet echt sprake van een tuin. Klager heeft materiaal gekregen van het personeel om mee te graven. Ook heeft klager Albert Heijn potjes met zaadjes van het personeel gekregen. Deze zaadjes heeft klager gezaaid. Een week later is klagers mentor naar hem toegekomen en die heeft klager medegedeeld dat hij moest verhuizen naar afdeling B indien hij wenste te werken in de tuin. Klager zit momenteel op afdeling A, die klager al lawaaierig vindt. Klager kan slecht tegen lawaai en loopt vaak rond met oordopjes in. Afdeling B is nog groter dan afdeling A.

De mededeling in het e-mailbericht van 22 maart 2018, dat er nog bindende afspraken gemaakt moeten worden, zag op het verkrijgen van toegang tot de luchtplaats. Dat zag enkel op het maken van pragmatische afspraken en niet op de overplaatsing.

Indien de beroepscommissie twijfels heeft bij de gemaakte afspraken, dan wenst de raadsvrouw [B] te horen, nu nergens uit blijkt dat voor 29 maart 2018 aan klager is medegedeeld dat het werken in de tuin zou afhangen van de bereidheid van klager om overgeplaatst te worden.

3.         De beoordeling

Het verzoek tot het horen van de werkmeester Arbeid wordt afgewezen, nu het voor de te nemen beslissing niet van belang is of aan klager reeds vóór 29 maart 2018 is medegedeeld dat hij, indien hij zou willen werken in de tuin, zou moeten meewerken aan een overplaatsing naar een andere afdeling.

Gelet op de stukken van het dossier en hetgeen ter zitting is aangevoerd, acht de beroepscommissie niet aannemelijk geworden dat bij klager gerechtvaardigde verwachtingen zijn gewekt omtrent het mogen blijven op zijn huidige afdeling indien hij zou gaan werken in de tuin/groenvoorziening op de luchtplaats. Vaststaat dat klager in gesprek was met de directeur en met de werkmeester Arbeid omtrent mogelijkheden om te werken op de luchtplaats en aldaar het totale (tuin)onderhoud te verrichten. Niet is komen vast te staan dat met klager reeds formele afspraken waren gemaakt omtrent voornoemde werkzaamheden dan wel welke voorwaarden hieraan zouden worden verbonden. Tevens is niet gebleken dat klager in maart 2018 reeds formeel te werk is gesteld en evenmin dat hij is betaald voor de door hem gestelde uitgevoerde werkzaamheden. Het beroep van de directeur is derhalve gegrond.

 

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog ongegrond.

 

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr.dr. J. de Lange, voorzitter, mr. M.J. Stolwerk en drs. J.E. Wouda, leden, in tegenwoordigheid van

mr. L.E.M. Meekenkamp, secretaris, op 18 maart 2019.

                             

                                                                             

            secretaris         voorzitter

 

 

 

 

 

 

 

 

Naar boven