Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 03/2235/GB, 20 november 2003, beroep
Uitspraakdatum:20-11-2003

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 03/2235/GB

Betreft: [klager] datum: 20 november 2003

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 23 september 2003 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], geboren op [1968], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 15 september 2003 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot overplaatsing naar de gevangenis Maashegge te Overloon afgewezen.

2. De feiten
2.1. Klager is sedert 10 november 2002 gedetineerd. Hij verblijft in de gevangenis Nieuw Vosseveld te Vught, waar een regime van algehele gemeenschap geldt.

2.2. Klager ondergaat een gevangenisstraf van drie jaar en zes maanden met aftrek. De tenuitvoerlegging van deze straf is aangevangen op 14 mei 2003. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 9 maart 2005.

3. De standpunten
3.1. Door klager is het beroep tegen de afwijzing van het verzoek tot overplaatsing naar de gevangenis Maashegge als volgt toegelicht.
Klager wil graag naar een beperkt beveiligde inrichting met het oog op zijn terugkeer in de maatschappij.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.
Het Openbaar Ministerie (OM) heeft twee maal uitgemotiveerd negatief geadviseerd ten aanzien van klagers verzoek om te worden geplaatst in een beperkt beveiligde inrichting. Daartoe is aangevoerd dat klager is veroordeeld voorernstige drugsdelicten begaan binnen een criminele organisatie. Klagers betrokkenheid bij het opzetten en draaien van een synthetisch drugslaboratorium in combinatie met vuurwapenbezit maakt dat de samenleving er een zwaarwegendbelang bij heeft dat klager een belangrijk deel van de hem door de rechter opgelegde langdurige vrijheidsstraf werkelijk in detentie ondergaat. Het OM acht het maatschappelijk ongepast en onwenselijk om klager thans reeds vrijhedente gunnen, bezien tegen de achtergrond van deze ernstige feiten. De geloofwaardigheid van de strafrechtspleging staat hiermee op het spel. De selectiefunctionaris onderschrijft dit standpunt van het OM. Ook de directie van deinrichting heeft geadviseerd klager niet te selecteren voor een meer open setting. Klagers criminele handelingen hebben tot grote maatschappelijk onrust geleid. In combinatie met het grote strafrestant heeft dit geleid tot afwijzingvan klagers verzoek.

4. De beoordeling
4.1. Op grond van artikel 3 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (15 augustus 2000, nummer 5042803/00/DJI), die op 1 oktober 2000 in werking is getreden, komen naast zelfmelders voor plaatsing ineen beperkt beveiligde inrichting in aanmerking gedetineerden die een beperkt vlucht- en maatschappelijk risico vormen, een strafrestant hebben van maximaal achttien maanden en beschikken over een aanvaardbaar verlofadres.

4.2. In de Memorie van Toelichting op dit artikel staat dat bij de plaatsing in zeer beperkt en beperkt beveiligde inrichtingen de beoordeling of de gedetineerde geschikt is tot terugkeer in de samenleving een belangrijke rolspeelt. Indicator bij de beoordeling daarvan is of de gedetineerde reeds eerder tijdens de huidige detentie met goed resultaat bewegingsvrijheid (onbegeleid) buiten de inrichting heeft genoten (algemeen verlof, schorsing van depreventieve hechtenis, incidenteel verlof, strafonderbreking), alsmede of zich daarna omstandigheden hebben voorgedaan die aan deze indicator ernstig afbreuk doen. Gelet op het open karakter van de inrichting of afdeling spelen deaard, zwaarte en achtergrond van het gepleegde delict en de persoonlijkheid van de gedetineerde een rol bij de beoordeling of betrokkene geschikt is voor plaatsing in een zeer beperkt of beperkt beveiligde inrichting of afdeling.

4.3. De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris is niet in strijd met de wet en kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, evenmin als onredelijk of onbillijk wordenaangemerkt. De selectiefunctionaris heeft, gelet op de aard en zwaarte van de door klager gepleegde delicten en de maatschappelijk onrust die deze delicten hebben veroorzaakt in combinatie met het grote strafrestant in redelijkheidkunnen oordelen dat klager (nog) niet in aanmerking komt voor een inrichting met een beperkt beveiligingsniveau.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.R. Meijeringh, voorzitter, mr. A.G. Bosch en dr. G.J. Fleers, leden, in tegenwoordigheid van mr. J.S. Holthuis, secretaris, op 20 november 2003

secretaris voorzitter

Naar boven