nummer: R-18/892/GA
betreft: [Klager] datum: 18 maart 2019
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. F.L.C. Schoolderman, namens [Klager], verder te noemen klager, gericht tegen een uitspraak van 16 april 2018 van de beklagcommissie bij de locatie Sittard, alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht. Ter zitting van de beroepscommissie van 31 januari 2019, gehouden in de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught, is de raadsman van klager, mr. M.A. Prins, gehoord. Hoewel klager, die zich inmiddels in vrijheid bevindt, op behoorlijke wijze was opgeroepen, is hij niet ter zitting verschenen. De directeur heeft bericht niet te zullen verschijnen ter zitting. Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een disciplinaire straf ingaande op 27 februari 2018 in een andere verblijfsruimte dan een strafcel voor de duur van drie dagen, vanwege het aantreffen van een halve pil op de cel van klager (G-2018/000110). De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt – kort en zakelijk weergegeven – toegelicht. Er kan slechts in zeer uitzonderlijke omstandigheden worden afgeweken van het uitgangspunt dat de gedetineerde verantwoordelijk is voor de goederen in diens verblijfsruimte. In het onderhavige geval doen deze uitzonderlijke omstandigheden zich voor. Dat is voornamelijk gelegen in de omvang en vindplaats van de contrabande. Het pilletje is op een plek gevonden waar niet eenvoudig bij te komen is. Het is onduidelijk waar precies het pilletje lag op de gordijnrails. Er wordt te weinig over gezegd door de directie en het schriftelijke verslag biedt evenmin duidelijkheid. De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.
3. De beoordeling
Aan klager is een disciplinaire straf opgelegd wegens de vondst van contrabande. Tijdens een celinspectie is bij klager op cel een halve pil aangetroffen. Deze halve pil lag bovenop de gordijnrails. Het aantreffen van contrabande is een feit dat onverenigbaar is met de orde en veiligheid in de inrichting in de zin van artikel 50, eerste lid, van de Pbw en de verantwoordelijke komt daarmee in aanmerking voor een disciplinaire straf. De vraag staat hier centraal of klager voor dat feit verantwoordelijk kan worden gehouden (ingevolge artikel 51, vijfde lid, van de Pbw). Voor wat betreft de contrabande op cel geldt als uitgangspunt dat een gedetineerde verantwoordelijk is voor hetgeen zich op een cel bevindt. De verantwoordelijkheid voor de aanwezigheid van voorwerpen op cel kan niet worden aangenomen wanneer een gedetineerde geen enkel verwijt kan worden gemaakt dat de voorwerpen zich op cel bevinden. In verband daarmee is het van betekenis dat in een verslag van aantreffen van de voorwerpen op cel duidelijk wordt gerelateerd welke voorwerpen op welke plaats en onder welke eventuele nadere omstandigheden zijn aangetroffen, zodat bijvoorbeeld blijkt dat het voorwerp ook voor de celbewoner zichtbaar was of zich op een eenvoudig toegankelijke plaats bevond en dat de ontkenning van wetenschap van klager, gezien de omstandigheden, niet aannemelijk is. In de onderhavige zaak zijn de gegevens omtrent het aantreffen van de contrabande zeer gebrekkig, er staat niet meer vast dan dat er zich een zeer klein voorwerp (een halve pil) op de gordijnrails bevond. Ter zitting van de beroepscommissie heeft de directeur mondeling noch schriftelijk hierover duidelijkheid verschaft en hier een nadere toelichting op gegeven, terwijl de beroepscommissie dit – gelet op het aantreffen van het voorwerp op een niet voor de hand liggende plek – wel wenselijk acht. Klager ontkent verantwoordelijk te zijn voor het aangetroffen voorwerp. Zijn verantwoordelijkheid voor het aangetroffen voorwerp is onder deze omstandigheden onvoldoende komen vast te staan. De beroepscommissie zal het beroep gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagcommissie vernietigen en het beklag alsnog gegrond verklaren. Zij zal aan klager een financiële tegemoetkoming toe kennen van € 22,50.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond. Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 22,50.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.W. Wabeke, voorzitter, mr. A.T. Bol en ing. M.J. Mulders, leden, in tegenwoordigheid van mr. A. de Groot, secretaris, op 18 maart 2019.
secretaris voorzitter