Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ S-19/1292/STA, 15 maart 2019, schorsing
Uitspraakdatum:15-03-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          : S-19/1292/STA

Betreft : [verzoeker]    datum: 15 maart 2019

De voorzitter van de beroepscommissie uit de Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift, ingediend door mr. A.R. Ytsma, namens[…], verder verzoeker te noemen, verblijvende in FPC Dr. S. van Mesdag te Groningen, verder de instelling te noemen.Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 64 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt), van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van het hoofd van de instelling van 14 maart 2019 inhoudende verlenging van een maatregel van afzondering voor ten hoogste vier weken.De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van het klaagschrift van 14 maart 2019, alsmede van de schriftelijke inlichtingen van het hoofd van voornoemde instelling van 15 maart 2019.

 

1.         De standpunten

Verzoeker heeft zijn verzoek als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. De afzonderingsmaatregel is gisteren opnieuw verlengd. De maatregel duurt onevenredig lang terwijl zich geen nieuwe omstandigheden hebben voorgedaan die een verlenging rechtvaardigen. De instelling heeft verzoekers toestand niet geëvalueerd met de vraag of de maatregel eraf kan. Verzoeker verdenkt de instelling ervan dat zij hem in afzondering houden totdat hij is overgeplaatst naar een longstayvoorziening, hetgeen onacceptabel is. Verzoeker heeft geen aanleiding gegeven voor oplegging van de maatregel. Hij is van mening dat plaatsing op de zeer intensieve specialistische zorgafdeling (zisz-afdeling) voldoende moet zijn om eventuele risico’s beheersbaar te houden.

Uit de inlichtingen van het hoofd van de instelling komt het volgende – zakelijk weergegeven – naar voren. Het is sinds de start van de tbs-maatregel niet gelukt om een behandelrelatie met verzoeker op te bouwen, ondanks dat dit in meerdere instellingen is geprobeerd. In alle instellingen heeft verzoeker onbeheersbaar gedrag laten zien als gevolg waarvan hij meerdere keren op de zisz-afdeling werd geplaatst. Van maart tot en met mei 2018 verbleef verzoeker in het Pieter Baan Centrum (PBC). Tijdens de observatieperiode heeft verzoeker uitgesproken dat hij een datum heeft waarop zijn leven gaat ophouden wanneer het advies voor longstay wordt gegeven. Daarnaast heeft verzoeker het afgelopen jaar veelvuldig bedreigende uitspraken gedaan in de trant van “Wacht maar, wacht maar”. Ik heb nu nog iets om voor te gaan, maar wanneer ik naar de longstay moet heb ik niets meer te verliezen”. Verzoeker laat zich niet over zijn gedachten en gevoelens bevragen. Het risico op incidenten (agressie naar anderen en zichzelf) is groot bij perspectiefverlies. Bij terugkomst uit het PBC op 24 mei 2018 werd verzoeker gesepareerd. De dag erna werd een afzonderingsmaatregel opgelegd waarbij verzoeker nog wel beveiligd werd verpleegd. In het kader van de orde en veiligheid werd het noodzakelijk geacht verzoeker op de zisz-afdeling te laten verbleven. Ook werd op 31 oktober 2018 de EVBG-status toegekend. Verzoeker is over het algemeen vriendelijk in contact zolang alles loopt zoals hij het enigszins graag heeft. Op het moment dat dit niet zo is, kan hij dwingend in het contact zijn. Ook weet hij veel druk uit te oefenen op medepatiënten en op het personeel. Daarbij kan hij zich zo opstellen dat hij in zijn houding en non verbale communicatie erg dreigend overkomt. Verzoeker herkent zichzelf hier niet in. Eind november 2018 is verzoeker in afzondering geplaatst, omdat hij besloot verschillende sociotherapeuten te negeren, omdat hem grenzen waren aangezegd. Op 6 december 2018 bood verzoeker zijn excuses aan aan de sociotherapeuten waartegen hij naar eigen zeggen ‘lullig heeft gedaan’. Op 7 december 2018 is beslist de afzondering op te heffen. Op 17 januari 2019 is verzoeker wederom in afzondering geplaatst. Hij was slecht in contact met het behandelteam en maakte een oninschatbare indruk. Tevens werd contrabande aangetroffen, toebehorend aan verzoeker. Op 23 januari 2019 kreeg verzoeker het bericht dat de Landelijke Adviescommissie Plaatsing (LAP) positief heeft geadviseerd op de (derde) longstay-aanvraag. De LAP merkte daarbij op dat overplaatsing van verzoeker met de grootst mogelijke zorgvuldigheid dient te gebeuren. Gezien de eerder gedane uitspraken in het PBC bij perspectiefverlies en de bedreigende uitspraken worden er geen andere mogelijkheden tot verpleging gezien, afgezien van afzondering, teneinde de veiligheid van medewerkers en medepatiënten te waarborgen. De vrijheden worden regelmatig geëvalueerd. Verzoeker heeft het idee dat het personeel hem agressief probeert te maken door hem regels op te leggen. Op 11 maart 2019 is door het ministerie een machtiging afgegeven om de afzondering te verlengen. Op 29 maart 2019 staat een intakegesprek met de longstayinstelling gepland. Als er duidelijkheid bestaat omtrent de locatie waar verzoeker naar toe zal worden overgeplaatst, zal de afzonderingsmaatregel wederom geëvalueerd worden. Tot het tijdstip dat dit bekend is, acht het behandelteam het noodzakelijk dat verzoeker in afzondering verblijft.

 

2.         De beoordeling

De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van een beslissing van het hoofd van de instelling slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en beslist. Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing tot verlenging van de afzonderingsmaatregel zodanig onredelijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van die beslissing van het hoofd van de instelling. Naar het oordeel van de voorzitter is dat, mede gelet op de inlichtingen van het hoofd van de instelling, niet het geval.

Hierbij is onder meer in aanmerking genomen dat verzoeker tijdens een observatieperiode in het PBC uitgesproken heeft dat hij een datum heeft waarop zijn leven zal ophouden wanneer het advies voor longstayplaatsing wordt gegeven. Daarnaast heeft verzoeker het afgelopen jaar veelvuldig bedreigende uitspraken gedaan. Gelet op voornoemde uitspraken en gelet op de omstandigheid dat op 23 januari 2019 aan verzoeker is bericht dat de LAP positief heeft geadviseerd ten aanzien van de aanvraag tot longstayplaatsing, kan de beslissing tot verlenging van de afzonderingsmaatregel niet als zodanig onredelijk worden aangemerkt dat er sprake is van een spoedeisend belang tot schorsing van die beslissing over te gaan. Hierbij is mede in aanmerking genomen dat verzoekers vrijheden regelmatig worden geëvalueerd en de maatregel wederom geëvalueerd zal worden als er duidelijkheid bestaat omtrent de locatie waar verzoeker naar toe zal worden overgeplaatst.

 

3.         De uitspraak

De voorzitter wijst het verzoek af.

 

 

 

Aldus gegeven door mr. A. van Holten, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 15 maart 2019

 

                                    

 

 

                                   secretaris                                            voorzitter

 

 

 

Naar boven