Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ S-19/1325/SGA, 22 maart 2019, schorsing
Uitspraakdatum:22-03-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

 

Nummer          : S-19/1325/SGA

Betreft : [verzoeker]    datum: 22 maart 2019

 

 

De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift van […], verder verzoeker te noemen, verblijvende in de locatie Hoogvliet te Rotterdam.

Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 66, eerste lid, van de Pbw, van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur van voormelde locatie van 20 maart 2019, inhoudende de oplegging van een disciplinaire straf van zeven dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, ingaande op 20 maart 2019 om 10.00 uur en eindigend op 27 maart 2019 om 10.00 uur, wegens een positieve uitslag bij een urinecontrole.

De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van de schriftelijke mededeling van de commissie van toezicht van 21 maart 2019 inhoudende dat het schorsingsverzoek tevens als klaagschrift is aangemerkt alsmede van de schriftelijke inlichtingen van de directeur van 21 maart 2019.

 

1.         De beoordeling

De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en beslist. Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing waartegen beklag is ingediend in strijd is met een wettelijk voorschrift dan wel zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing. Naar het oordeel van de voorzitter is dat  het geval.

Uit de inlichtingen van de directeur volgt dat bij verzoeker op 13 maart 2019 een urinecontrole is afgenomen. De uitslag liet een positieve score zien op het gebruik van cannabis (> 1000) en benzodiazepine (634). Door verzoeker is een herhalingsonderzoek aangevraagd. De uitslag van het herhalingsverzoek liet wederom een positieve uitslag zien op het gebruik van benzodiazepine (547). Verzoeker stelt dat hij geen andere middelen heeft gebruikt, anders dan zijn eigen medicatie. Volgens hem is er een fout gemaakt of heeft iemand iets in zijn eten of drinken gedaan.

De voorzitter overweegt als volgt.

Een positieve uitslag van een urinecontrole is in beginsel strafwaardig, blijkens de ‘Sanctiekaart 2016 Landelijk’, waarin het landelijk geldende sanctiebeleid is vastgelegd. Gelet daarop kon de directeur – naar het voorlopig oordeel van de voorzitter – een disciplinaire straf opleggen. In de schriftelijke mededeling van de straf staat: “Deze beslissing is genomen op grond van de volgende overweging(en):

Uit de urinecontrole is gebleken dat uw urinemonster positief is bevonden op Benzodiazepines, THC meteen waarde van >1000”. Benzodiazepines en THC vallen onder de categorie softdrugs en voor een positieve score op softdrugs kan op grond van de ‘Sanctiekaart 2016 Landelijk’ een straf van maximaal vijf dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel worden opgelegd.

De directeur heeft in reactie op het schorsingsverzoek aangegeven dat het gebruik van ‘niet voorgeschreven middelen’ wordt gelijkgesteld aan het gebruik van harddrugs.

Deze mogelijk strafverzwarende omstandigheid is echter niet vermeld in de bestreden beslissing. Bovendien vallen benzodiazepines, naar het voorlopig oordeel van de voorzitter, niet onder de in de Sanctiekaart genoemde ‘niet voorgeschreven zware illegale middelen.’

Gelet op het vorenstaande is, naar het voorlopig oordeel van de voorzitter, de beslissing van de directeur zodanig onredelijk en onbillijk dat er een spoedeisend belang is voor toewijzing van het verzoek met ingang van 25 maart 2019 om 10.00 uur.

 

2.         De uitspraak

De voorzitter wijst het verzoek toe en schorst de tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur per 25 maart 2019 om 10.00 uur tot het moment dat de beklagcommissie op het onderliggende beklag zal hebben beslist.

 

Aldus gedaan door mr. A. van Waarden, voorzitter, in tegenwoordigheid van J.A. van der Veen, secretaris, op 22 maart 2019.

 

 

 

 

secretaris         voorzitter

 

 

Naar boven