Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-18/2034/GA, 21 februari 2019, beroep
Uitspraakdatum:21-02-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

nummer:          R-18/2034/GA

betreft: [klager]            datum: 21 februari 2019

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. E.M.J. Thomas, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een uitspraak van 17 oktober 2018 van de beklagcommissie bij de penitentiaire irnichting (p.i.) Dordrecht, alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht. De beroepscommissie heeft de directeur van voormelde p.i. in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman om het beroep schriftelijk toe te lichten. Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie

Het beklag betreft de degradatie van klager naar het basisprogramma, de overplaatsing van een meerpersoonscel naar een eenpersoonscel en het verliezen van zijn baan als reiniger (PD-2017-000584). De beklagcommissie heeft (zo begrijpt de beroepscommissie) klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2.         De standpunten van klager en de directeur

Namens klager is het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep – samengevat - als volgt toegelicht. Door de directeur is in de schorsingsprocedure toegelicht dat klager niet meer van onbesproken gedrag zou zijn en dat een vertrouwensbreuk redengevend is geweest voor de beslissing klager zijn vertrouwensbaan te ontnemen en hem intern over te plaatsen. Het gaat hierbij om een beslissing, die bedoeld is als sanctie. De directeur is bevoegd tot het opleggen van straffen of maatregelen, waaronder het tijdelijk uitsluiten van een gedetineerde van deelname aan activiteiten, hetgeen in casu is gebeurd. Klager had dan ook moeten worden ontvangen in zijn klacht. De beslissingen om klager zijn reinigersbaan te ontnemen en over te plaatsen van een meerpersoonscel naar een eenpersoonscel zijn genomen, omdat klager zijn vrouw telefonisch zou hebben geïnformeerd over een controle na een bezoek zonder toezicht en haar zou hebben geïnstrueerd geen contrabande mee te nemen. Klager ontkent dit en heeft direct aangegeven dat hij zijn vrouw heeft gesproken over de invoer van kleding. Onduidelijk is op welke wijze deze kwestie is onderzocht. Klager zou ook een medegedetineerde onder druk hebben gezet, zo stelt de directeur. Klager ontkent dit en ook ten aanzien van deze verweten gedraging is hoe dit zou zijn gebeurd en hoe de kwestie is onderzocht. Dit klemt te meer nu een belangenafweging vanwege de gevolgen van de beslissing, maar ook vanwege de toetsbaarheid, inzichtelijk dient te zijn en schriftelijk dient te worden vastgelegd. Voorts is nagelaten klager te horen voorafgaand aan de bestreden beslissingen. De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep als volgt toegelicht. Primair zijn de bestreden beslissingen niet beklagwaardig. Subsidiair geldt dat de beslissingen – in tegenstelling tot hetgeen namens klager is aangevoerd – geen sancties zijn. Er is geen beslissing genomen tot het uitsluiten van activiteiten en klager is niet tekort gedaan in zijn rechten. Klager heeft zich beziggehouden met zaken die niet toegestaan en niet wenselijk zijn. Hem wordt niet alleen het onder druk zetten van een medegedetineerde verweten, maar ook het gokken en onderling overmaken van geld. In de plusarbeid is vertrouwen een zwaarwegend argument voor het toekennen en afnemen van een baantje. Dat klager niet gehoord is, is inherent aan het gegeven dat geen sprake is van een beslissing door of namens de directeur genomen. Klager is overigens wel gesproken door het afdelingshoofd.

3.         De beoordeling

De beroepscommissie stelt vast dat ten tijde van het indienen van het klaagschrift (nog) geen sprake was van een beslissing tot degradatie naar het basisprogramma, hetgeen overigens door klager in beroep is erkend. Daarom was geen sprake van een beklagwaardige beslissing als bedoeld in artikel 60, eerste lid, van de Pbw. De beroepscommissie verklaart het beroep in zoverre ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie voor wat betreft de degradatie van klager naar het basisprogramma. Met betrekking tot de interne overplaatsing van klager, overweegt de beroepscommissie dat volgens vaste jurisprudentie de plaatsing van een gedetineerde in een andere cel binnen de inrichting een door of namens de directeur jegens klager genomen beslissing is waartegen op grond van artikel 60, eerste lid, van de Pbw beklag open staat. Ten aanzien van het ontslag van klager als reiniger, geldt ook dat sprake is van een beslissing als bedoeld in voornoemd artikel. Hoewel de wet niet vereist dat deze beslissingen op schrift worden gesteld, acht de beroepscommissie dit – gelet op de aard van de beslissingen – wel wenselijk. Dat de beslissingen niet op schrift behoeven te worden gesteld laat onverlet dat gemotiveerd kenbaar moet zijn gemaakt aan de gedetineerde wat de reden is voor de interne overplaatsing en het ontslag als reiniger. De wet vereist niet dat klager wordt gehoord voorafgaand aan het nemen van deze beide beslissingen. Uit het dossier volgt dat klager in een gesprek met het afdelingshoofd is meegedeeld dat hij intern zou worden overgeplaatst naar een eenpersoonscel en dat hij zijn baantje als reiniger zou kwijtraken. De aanleiding hiervoor was dat klager telefonisch contact heeft gehad met zijn vrouw en haar, in het Turks, heeft gevraagd geen contrabande mee naar binnen te nemen omdat hij de informatie had dat hij gecontroleerd zou worden na het bezoek zonder toezicht. Daarnaast heeft klager een medegedetineerde onder druk gezet om geld over te maken op zijn rekening-courant, hetgeen volgens klager te maken had met gokken. Uit het dossier blijkt naar het oordeel van de beroepscommissie voldoende dat de bestreden beslissingen gemotiveerd kenbaar zijn gemaakt aan klager. De bestreden beslissingen konden – in het bijzonder gelet op het feit dat klager een medegedetineerde onder druk heeft gezet – ook in redelijkheid worden genomen. De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie voor wat betreft de interne overplaatsing en het verliezen van het reinigersbaantje, verklaart klager in zoverre alsnog ontvankelijk in zijn beklag, maar verklaart dit beklag ongegrond.

4.         De uitspraak

De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie voor wat betreft de interne overplaatsing en het verliezen van het reinigersbaantje, verklaart klager in zoverre alsnog ontvankelijk in zijn beklag, maar verklaart dit beklag ongegrond. De beroepscommissie bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie voor het overige.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.M. van der Nat, voorzitter, J. Schagen MA en mr. A. van Waarden, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Smeijers, secretaris, op 21 februari 2019.

 

                       secretaris                                                         voorzitter

           

 

 

 

 

Naar boven