Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-18/1941/GA, 1 maart 2019, beroep
Uitspraakdatum:01-03-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

nummer:          R-18/1941/GA

betreft: [klager]            datum: 1 maart 2019

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van de directeur van de locatie Zuyder Bos, gericht tegen een uitspraak van 4 oktober 2018 van de alleensprekende beklagrechter bij de locatie Zuyder Bos, gegeven op een klacht van […], verder te noemen klager, alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht. De beroepscommissie heeft klager in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en de directeur om het beroep schriftelijk toe te lichten. Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter

Het beklag betreft de beslissing van 20 juni 2017 tot afwijzing van klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof (ZB-2017-373). De beklagrechter heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2.         De standpunten van de directeur en klager

De directeur heeft het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt in beroep – samengevat - als volgt toegelicht
In tegenstelling tot hetgeen de beklagrechter heeft overwogen, is een zorgvuldige afweging gemaakt waarbij niet enkel is verwezen naar artikel 1e, onder b, van de Regeling selectie plaatsing en overplaatsingen van gedetineerden, maar waarbij ook inlichtingen en adviezen van de politie, het Openbaar Ministerie en het Veiligheidshuis zijn meegenomen. Afwijzingsgronden in artikel 4, onder b., d., f., en j., van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting zijn van toepassing. Uit informatie van de politie blijkt dat klager in 2015 voornemens was drie personen te laten liquideren. Eén van die personen woont in Alkmaar. Ook klagers zoon, die bij de plannen betrokken was, woont in Alkmaar. Tijdens een eerder verlof op 7 juni 2016 heeft hij tijdens een verkeersconflict de andere partij mishandeld, waarvoor hij onherroepelijk is veroordeeld. Deze partij woont ook in Alkmaar. De politie adviseert dan ook het verlof niet te laten plaatsvinden in Alkmaar. Voorts voelt klager zich nog steeds bedreigd door het slachtoffer. Verlofverlening leidt dan ook tot verstoring van de openbare orde.
Daarbij is klager onbetrouwbaar gebleken in het nakomen van afspraken, gelet op de omstandigheid dat hij gedurende zijn detentie is gerecidiveerd. De kans op herhaling wordt groot geacht. Voorts is er risico voor ongestoord verlof als gevolg van ernstige spanningen in de woon- of leefsfeer van de bezoeken persoon. Vanwege de kans op escalatie en mogelijk zelfs liquidatiegevaar, heeft de politie, de reclassering en het Veiligheidshuis negatief geadviseerd voor de gemeente Alkmaar. Het toekennen van verlof op het opgegeven verlofadres zou gevaar op kunnen leveren voor zowel de omgeving als voor klager zelf. Het verlofadres in Alkmaar moet – gelet op het voorgaande - als onaanvaardbaar worden aangemerkt. Gelet op voorgaande omstandigheden dient het algemeen belang te prevaleren boven het individuele belang van klager. Klager heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagrechter, in beroep niet toegelicht. Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht. De vrijhedencommissie heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag.    De advocaat-generaal bij het ressortparket te Amsterdam heeft negatief geadviseerd, omdat klager eerder tijdens verlof nieuwe strafbare feiten heeft gepleegd. Er is geen plaats voor verlof omdat de kans op recidive en het onttrekken aan de voorwaarden te hoog is.
De politie heeft het verlofadres geverifieerd en niet in orde bevonden. In 2015 heeft de politie informatie ontvangen waaruit blijkt dat klager voornemens was drie personen te laten liquideren. Eén van die personen is woonachtig in Alkmaar. Voorts zou ook klagers zoon – die tevens woonachtig is in Alkmaar – betrokken zijn bij de plannen. Op 7 juni 2016 heeft hij na een verkeersconflict de andere partij mishandeld. Deze andere partij woont in Alkmaar. De politie adviseert daarom het verlof niet in Alkmaar te laten plaatsvinden.

3.         De beoordeling

Klager onderging een gevangenisstraf. In zijn detentieperiode heeft hij op 7 juni 2016 -tijdens zijn verblijf in de zeer beperkt beveiligde inrichting - een nieuw delict gepleegd, waarvoor hij is veroordeeld. Op 4 augustus 2017 is klager voorwaardelijk in vrijheid gesteld.Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers tweede verlofaanvraag. De beroepscommissie stelt voorop dat de directeur ten behoeve van zijn beslissing op een verzoek om algemeen verlof een kenbare afweging moet maken tussen enerzijds het individuele belang van de aanvrager van dat verlof en anderzijds de algemene belangen van (onder meer) orde, rust en veiligheid in de samenleving. Naarmate de einddatum van de detentie nadert, dient het belang van de gedetineerde bij een verlof in verband met zijn voorbereiding op een terugkeer in de maatschappij steeds zwaarder te wegen. In RSJ 10 november 2017, 16/4091/GA heeft de beroepscommissie (voor zover relevant voor de beoordeling van onderhavig beroep) het volgende overwogen:

“Bij strikte toepassing van artikel 1e en onder b van de Regeling [selectie plaatsing en overplaatsing van gedetineerden, secr.] wordt een gedetineerde die vervolgd wordt en veroordeeld is voor een tijdens zijn detentie gepleegd misdrijf voor de rest van zijn detentie uitgesloten van deelname aan het plusprogramma en daarmede van de extra activiteiten die in dat programma worden aangeboden. Het resocialisatiebeginsel in de Pbw houdt in dat met de handhaving van het karakter van de vrijheidsbenemende sanctie de tenuitvoerlegging hiervan zoveel mogelijk dienstbaar wordt gemaakt aan de voorbereiding van de terugkeer in de maatschappij. Ook het doel van de Regeling waarin het onderdeel promoveren en degraderen is opgenomen, is het bevorderen van positief gedrag van gedetineerden tijdens de tenuitvoerlegging van hun straf, waardoor een bijdrage kan worden geleverd aan de individuele resocialisatie. Indien de gedetineerde wordt uitgesloten van deelname aan het plusprogramma, en wel voor de rest van zijn detentie, en daarmee wordt uitgesloten van de extra vrijheden en activiteiten die zijn gericht op zijn terugkeer in de samenleving, moet hij zich met minder ondersteuning voorbereiden op die terugkeer.    Er kunnen overigens goede gronden aanwezig zijn voor uitsluiting van deelname aan het plusprogramma, maar het enkele feit van een vervolging of veroordeling kan, gelet op het belang dat in de Pbw aan resocialisatie wordt gehecht, zonder enige afweging niet als zodanig worden aangemerkt.”

Hieruit kan worden afgeleid dat indien een gedetineerde vervolgd wordt of veroordeeld is voor een strafbaar feit  tijdens detentie, dit niet zonder meer betekent dat hij gedurende zijn detentie niet meer in aanmerking zal komen voor vrijheden. Als alleen die grond in het geding is dient een belangenafweging te worden gemaakt waarbij het belang van klager bij resocialisatieverlof wordt afgewogen tegen het algemene belang van – onder meer – de orde, rust en veiligheid in de samenleving en een ongestoorde tenuitvoerlegging van de opgelegde vrijheidsstraf. De directeur heeft het verlof echter niet enkel afgewezen onder verwijzing naar artikel 1e onder b van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting, maar heeft ook verwezen naar de negatieve adviezen die zijn uitgebracht ten aanzien van klagers verlofadres. Uit het advies van de politie volgt dat de zij in 2015 informatie heeft ontvangen dat klager drie personen zou laten liquideren en dat hij in juni 2016 betrokken was bij een verkeersdelict waarbij hij de andere partij heeft mishandeld. Uit het dossier blijkt verder dat klager in een gesprek met zijn mentor heeft aangegeven zich bedreigd te voelen door het slachtoffer van het door hem gepleegde delict en zich daarom niet in wil schrijven in de gemeente Alkmaar. Voornoemde omstandigheden vormden – ten tijde van het nemen van de bestreden beslissing – een contra-indicatie voor verlofverlening op het door klager aangedragen verlofadres en rechtvaardigen een afwijzing van klagers verlofaanvraag. Het beroep van de directeur wordt daarom gegrond verklaard.

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en verklaart het beklag alsnog ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C.M. van der Bas, voorzitter, J.G.A. van den Brand en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Smeijers, secretaris, op 1 maart 2019.

 

            secretaris         voorzitter

 

 

Naar boven