Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ S-19/1140/SGA, 19 februari 2019, schorsing
Uitspraakdatum:19-02-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer          : S-19/1140/SGA

Betreft : [verzoeker]    datum: 19 februari 2019

 

De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift van […], verder verzoeker te noemen, verblijvende in de locatie Sittard.

Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 66, eerste lid, van de Pbw, van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur van voormelde inrichting van 14 februari 2019, inhoudende de oplegging van een disciplinaire straf van zeven dagen opsluiting in eigen cel of verblijfsruimte met televisie, ingaand op 14 februari 2019 om 8.50 uur en eindigend op 21 februari 2019 om 8.50 uur, wegens een positieve urinecontrole.

De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van het klaagschrift van 14 februari 2019 alsmede van de schriftelijke inlichtingen van de directeur van 18 februari 2019.

 

1.         De beoordeling

De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en beslist. Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing waartegen beklag is ingediend in strijd is met een wettelijk voorschrift dan wel zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing. Naar het oordeel van de voorzitter is dat het geval.

Aan verzoeker is een straf van zeven dagen eigen cel met televisie opgelegd wegens een positieve urinecontrole. Deze straf is aansluitend op de straf van zeven dagen eigen cel, zonder tv, eindigend op 14 februari 2019. Die eerdere straf was opgelegd omdat verzoeker gefraudeerd heeft tijdens een eerdere urinecontrole. Twee dagen nadat verzoeker had gefraudeerd, kreeg hij opnieuw een urinecontrole waaraan hij kennelijk wel op een juiste wijze heeft meegewerkt en die leidde tot een positieve uitslag.                   

Uit de Sanctiekaart Landelijk 2016, waarin het landelijk geldende sanctiebeleid is vastgelegd, volgt dat voor een (eerste en tweede) positieve urinecontrole op het gebruik van softdrugs een disciplinaire straf van maximaal vijf dagen eigen cel opgelegd kan worden. De aan verzoeker opgelegde straf, namelijk zeven dagen eigen cel, wijkt af van de Sanctiekaart. Deze afwijking is in de bestreden beslissing niet gemotiveerd. Wel is opgemerkt dat het gaat om ‘het tweede drugsgerelateerde rapport binnen drie maanden, het eerste rapport was voor fraude’. Evenwel ontbreekt een uitleg waarom dit strafverzwarend zou werken, terwijl dit – gelet op de concrete omstandigheden van het geval – (juist) niet voor de hand ligt.

Gelet op het vorenstaande is de bestreden beslissing, naar het voorlopig oordeel van de voorzitter, onvoldoende gemotiveerd en zal het verzoek daarom worden toegewezen.

2.         De uitspraak

De voorzitter wijst het verzoek toe en schorst de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing met onmiddellijke ingang tot het moment dat de beklagcommissie op het onderliggende klaagschrift zal hebben beslist.

 

Aldus gedaan door mr. J.D. den Hartog, voorzitter, in tegenwoordigheid van bc. L. Vis-van Alff, secretaris, op 19 februari 2019

                  

                                                                         

secretaris         voorzitter

 

Naar boven