nummer: R-18/1381/GA
betreft: [klager] datum: 14 februari 2019
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. H.S.J. Pleiter, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een uitspraak van 23 juli 2018 van de beklagcommissie bij de locatie Hoogvliet, alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht. Ter zitting van de beroepscommissie van 18 januari 2019, gehouden in het Justitieel Complex Zaanstad, zijn gehoord klager raadsvrouw mr. H.S.J. Pleiter, en namens de locatie Hoogvliet de heer […], plaatsvervangend vestigingsdirecteur. Hoewel klager, die zich inmiddels in vrijheid bevindt, op behoorlijke wijze was opgeroepen, is hij niet ter zitting verschenen. Mr. M.J. Stolwerk heeft als schorsingsvoorzitter een - niet inhoudelijke - beslissing genomen in de onderhavige zaak. De raadsvrouw heeft aangegeven geen bezwaar te hebben tegen deelname van mr. M.J. Stolwerk als lid van de beroepscommissie. Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een ordemaatregel van plaatsing in afzondering in een afzonderingscel, met observatie door middel van cameratoezicht, voor de duur van drie dagen, wegens het vermoeden dat klager van buiten de inrichting contrabande in zijn lichaam mee naar binnen tracht te nemen (Ho-2018-000123). De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Het beklag dient op formele gronden gegrond te worden verklaard. Aan klager is de ordemaatregel met cameraobservatie opgelegd vanwege het vermoeden dat klager mogelijk contrabande mee naar binnen zou nemen. Klager is, nadat hij terugkwam bij de inrichting, gevisiteerd en er is bij hem met drugshonden gezocht. Het afdelingshoofd had geluiden gehoord dat klager vaker contrabande mee naar binnen zou nemen. Concrete aanwijzingen zijn er echter niet. De directeur heeft tijdens de zitting bij de beklagcommissie aangegeven dat de ordemaatregel is opgelegd, omdat klager een jointje had gerookt tijdens zijn verlof. In dat geval had het voor de hand gelegen om aan klager een disciplinaire straf op te leggen, zoals ook volgt uit een uitspraak van de RSJ van 24 november 2006, 06/2189/GA. Het beroep dient gegrond te worden verklaard op formele gronden en klager wenst hiervoor compensatie te ontvangen. De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Aan klager is geen disciplinaire straf opgelegd, nu het gebruik van drugs niet is vastgesteld. Het afdelingshoofd heeft de directeur geïnformeerd dat er signalen waren dat klager drugs zou invoeren. Het cameratoezicht is opgelegd vanwege de zorg voor de gedetineerde in het geval hij iets zou hebben ingeslikt. Een gedragsdeskundige wordt geïnformeerd indien cameratoezicht wordt opgelegd. Daarnaast wordt klager dagelijks gezien en besproken door de arts. Iedereen die in een afzonderingscel zit, wordt door een arts gezien. De arts wordt daarnaast terstond geïnformeerd. Of een urinecontrole heeft plaatsgevonden is niet bekend bij de directeur en ook niet of klager de voorwaarde had dat hij tijdens verlof geen drugs zou mogen gebruiken.
3. De beoordeling
Op 21 maart 2018 is aan klager de ordemaatregel van drie dagen afzondering in een afzonderingscel, met observatie door middel van cameratoezicht, opgelegd. In de beslissing die hieraan ten grondslag ligt staat vermeld dat de reden voor oplegging van de ordemaatregel is dat de directeur het vermoeden heeft dat klager contrabande in zijn lichaam trachtte mee te nemen de inrichting in. Naast de geluiden die bij het afdelingshoofd hierover binnenkwamen, riep ook klagers gedrag sterke twijfels op. Zo was klager zonder opgaaf van redenen te vroeg afwezig op school en was klager na zijn verlof te laat terug gekeerd bij de inrichting. De tas die klager mee naar binnen wilde nemen stonk naar wiet. Klager heeft verklaard dat hij een jointje had gerookt. De beroepscommissie is van oordeel dat bovenstaande feiten en omstandigheden het opleggen van de ordemaatregel, alsmede het daaraan gekoppelde cameratoezicht, niet rechtvaardigen. Het vermoeden dat klager van buiten de inrichting contrabande in zijn lichaam mee naar binnen zou nemen kan niet worden gebaseerd op bovenstaande feiten en omstandigheden. Het enkele feit dat bij het afdelingshoofd geluiden hierover zijn binnengekomen, zonder een nadere omschrijving van die geluiden, rechtvaardigen niet dat klager – nadat hij reeds was gevisiteerd en er met een drugshond bij hem was gezocht – in afzondering in een afzonderingscel wordt geplaatst. Het beroep van klager wordt derhalve gegrond verklaard. Nu het beroep met betrekking tot de ordemaatregel reeds gegrond wordt verklaard, komt de beroepscommissie niet meer toe aan de toetsing van het opleggen van het cameratoezicht. Gelet op het voorgaande zal de beroepscommissie aan klager een tegemoetkoming toekennen van € 30,=.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond.Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 30,=.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr.dr. J. de Lange, voorzitter, mr. M.J. Stolwerk en drs. J.E. Wouda, leden, in tegenwoordigheid van mr. L.E.M. Meekenkamp, secretaris, op 14 februari 2019.
secretaris voorzitter