Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-18/1345/GA, 5 maart 2019, beroep
Uitspraakdatum:05-03-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

nummer:          R-18/1345/GA

betreft: [klager]            datum: 5 maart 2019

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J.P.R. Broers, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een uitspraak van 9 juli 2018 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Alphen te Alphen aan den Rijn, alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep die in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Klager, zijn raadsman mr. J.P.R. Broers en de directeur hebben geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om te worden gehoord ter zitting van de beroepscommissie van 30 november 2018, gehouden in het justitieel complex Zaanstad.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie

Het beklag betreft een disciplinaire straf van veertien dagen opsluiting in een strafcel  (AR2018/303).

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

 

2.         De standpunten van klager en de directeur

Door en namens klager is in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt schriftelijk toegelicht. Op 8 februari 2018 werd geen mobiele telefoon aangetroffen; er was enkel een vermoeden van het aanwezig hebben van een mobiele telefoon. Het mobiele toestel dat tijdens een latere celinspectie werd aangetroffen is het eerste toestel dat bij klager werd aangetroffen. Er dient dan ook te worden gesanctioneerd op basis van één telefoon. De hoogte van de disciplinaire straf is echter niet conform de richtlijnen in de landelijke sanctiekaart 2016. De directeur heeft niet onderbouwd waarom hij daarvan afweek. Ook de beklagcommissie wijt daar geen motivering aan.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt schriftelijk toegelicht. Op klagers cel werden meerdere kabels, een niet verzegelde magnetron en een mobiele telefoon (smartphone) met oplader gevonden. Kort voor deze vondst werd door bewaarders geconstateerd dat klager een mobiele telefoon had. Dit was op 8 februari 2018. Klager ging daartegen wel in beklag, maar dat beklag werd ongegrond verklaard. Hetzelfde geldt voor het ingediende beroep. Al het voorgaande was reden om af te wijken van de richtlijnen zoals opgenomen in de landelijke sanctiekaart 2016.

 

3.         De beoordeling

De beroepscommissie stelt vast dat tijdens de celinspectie van 27 mei 2018 op klagers cel een mobiele telefoon, een niet verzegelde magnetron, kabels, een oplader en tape zijn aangetroffen. Uit RSJ 30 oktober 2018, R-973, blijkt dat klager op 8 februari 2018 ook al in bezit was van een mobiele telefoon. De beroepscommissie is, gelet op het voorgaande, van oordeel dat klager op grond van artikel 50, eerste lid, van de Pbw een disciplinaire straf opgelegd kon worden.

Wat betreft de hoogte van de opgelegde straf overweegt de beroepscommissie als volgt. In de landelijke sanctiekaart 2016 staat dat bij het bezit van een mobiele telefoon maximaal een straf van tien dagen opsluiting in eigen cel opgelegd kan worden. De directeur heeft in de beslissing tot strafoplegging gemotiveerd dat hij is afgeweken van de sanctiekaart, omdat een smartphone veel meer functies heeft dan een gewone mobiele telefoon. Voorts was het de tweede keer dat bij klager een mobiele telefoon werd aangetroffen en werd andere contrabande (kabels, oplader en tape) aangetroffen.

Gelet hierop is de beroepscommissie van oordeel dat het de directeur vrij stond om ten nadele van klager af te wijken van de sanctiekaart. Nu het gaat om een tweede keer aanwezig hebben van een telefoon en diverse andere contrabande is de beroepscommissie van oordeel dat de opgelegde disciplinaire straf van veertien dagen strafcel proportioneel is.

Het beroep zal ongegrond worden verklaard.

 

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met aanvulling van de gronden.

 

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C.M. van der Bas, voorzitter, U.P. Burke en mr. M.J. Stolwerk, leden, in tegenwoordigheid van mr. A.G. Dekker, secretaris, op 5 maart 2019.

 

 

 

 

 

 

            secretaris         voorzitter

 

 

 

 

 

Naar boven