Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-18/1273/GA, 14 februari 2019, beroep
Uitspraakdatum:14-02-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

DBT  v

                                                                     

 

nummer:          R-18/1273/GA

betreft: [klager]            datum: 14 februari 2019

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. E. Janse, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een uitspraak van 28 juni 2018 van de alleensprekende beklagrechter bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Lelystad,  alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Klager, zijn raadsman mr. E. Janse en de directeur hebben geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om te worden gehoord ter zitting van de beroepscommissie van 18 januari 2019, gehouden in het Justitieel Complex Zaanstad. De directeur heeft op voorhand laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen en heeft een schriftelijke reactie op het beroep toegezonden aan de Raad.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie

Het beklag betreft – voor zover in beroep nog aan de orde – de terugplaatsing van klager naar het basisregime (PL-2018-039).

De beklagcommissie heeft het beklag ten aanzien van dit onderdeel ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

 

2.         De standpunten van klager en de directeur

Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager is halverwege december 2017 overgeplaatst van de p.i. Lelystad naar de p.i. Dordrecht. Klager werd in de week van 22 januari 2018 door zijn casemanager op de hoogte gesteld dat hij gedegradeerd zou gaan worden naar aanleiding van een degradatiebesluit van de directeur van de p.i. Lelystad van 14 december 2017. Deze beslissing is nooit eerder aan klager medegedeeld, dan wel schriftelijk bevestigd. De beslissing op terugplaatsing van klager naar het basisregime is gebaseerd op het feit dat klager binnen drie maanden twee positieve urinecontroles heeft afgegeven en heeft geweigerd mee te werken aan een ziekenhuistransport. Dit feit is niet voldoende voor een degradatiebesluiten en niet is gebleken hoe hoog de uitslag van de urinecontrole was. De p.i. Lelystad had klager schriftelijk van deze beslissing op de hoogte moeten stellen, nu er immers een inzichtelijke belangenafweging ten grondslag dient te liggen aan een degradatiebeslissing.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. De beklagcommissie heeft op 28 juni 2018 uitspraak gedaan in de onderhavige zaak en de advocaat heeft op 17 juli 2018 ingesteld. Onbekend is of er verschoonbare redenen  zijn om zo laat beroep in te dienen. De directeur kan zich vinden in de uitspraak van de beklagcommissie en ook in de onderbouwing van de uitspraak.

 

3.         De beoordeling

Ontvankelijkheid

De bestreden uitspraak van de beklagcommissie is gegeven op 28 juni 2018. Nu de beschikking pas op 10 juli 2018 is verzonden, is op 17 juli 2018 tijdig beroep ingesteld. Klager is derhalve ontvankelijk in zijn beroep.

Inhoudelijk

Op grond van artikel 1d van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (hierna: de regeling) besluit de directeur over promotie en degradatie van een gedetineerde. In de nota van toelichting bij de wijziging van de regeling die heeft geleid tot de invoering van promoveren en degraderen van gedetineerden (Stcrt. 20 februari 2014, nr. 4617) komt naar voren dat het beleidskader Dagprogramma, beveiliging en toezicht op maat (DBT) erop is gericht gedetineerden te stimuleren eigen verantwoordelijkheid te nemen voor hun detentie. Van een gedetineerde wordt een eigen inzet verwacht voor zijn terugkeer in de samenleving. Dit krijgt vorm in het systeem van promoveren en degraderen. Bestendig positief gedrag kan leiden tot promotie met als gevolg deelname aan meer en andere activiteiten en vrijheden. Ontbreekt dit gedrag dan kan de directeur besluiten tot degradatie met als gevolg minder activiteiten en vrijheden. In de bijlagen bij de regeling zijn voorbeelden gegeven van gedrag dat als goed gedrag (groen gedrag), dit kan beter-gedrag (oranje gedrag) en ongewenst gedrag (rood gedrag) wordt aangemerkt.

De directeur dient voorafgaande aan een beslissing over degradatie een belangenafweging te maken. Bij die belangenafweging dient de directeur het ‘oranje-gedrag’ dan wel het ‘rode gedrag’ van de gedetineerde af te zetten tegen het structurele gedrag, waaronder al het ‘groene gedrag’, van de gedetineerde. Uit die belangenafweging dient duidelijk te blijken waarom het ‘oranje gedrag’ dan wel ‘rode gedrag’ van de gedetineerde, bezien in het licht van het uitgangspunt van het DBT dat gedetineerden zelf verantwoordelijkheid moeten nemen voor hun re-integratie, dient te leiden tot degradatie. Die belangenafweging moet op schrift gesteld zijn, zodat die ook inzichtelijk is voor de betreffende gedetineerde.

Vaststaat dat klager twee positieve urinecontroles binnen drie maanden heeft gehad, waarvan één bij terugkeer van verlof. Voor beide positieve urinecontroles zijn aan klager disciplinaire straffen opgelegd. Voorts heeft klager geweigerd mee te werken aan een ziekenhuistransport. Uit de beslissing van de directeur blijkt dat een belangenafweging is gemaakt tussen het negatieve gedrag van klager en zijn structurele groene, positieve gedrag. De degradatiebeslissing van de directeur is derhalve naar het oordeel van de beroepscommissie toereikend gemotiveerd. Het beroep zal dan ook ongegrond worden verklaard.

 

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met verbetering van de gronden voor zover daartegen beroep is ingesteld.

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr.dr. J. de Lange, voorzitter, mr. M.J. Stolwerk en drs. J.E. Wouda, leden, in tegenwoordigheid van mr. L.E.M. Meekenkamp, secretaris, op 14 februari 2019.

                             

                                                                            

            secretaris         voorzitter

Naar boven