Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-18/1059/GA, 14 februari 2019, beroep
Uitspraakdatum:14-02-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer:          R-18/1059/GA

betreft: [klager]            datum: 14 februari 2019

 

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. N.F.M. van Osta, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een uitspraak van 1 juni 2018 van de beklagcommissie bij het Detentiecentrum Rotterdam, alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 18 januari 2019, gehouden in het Justitieel Complex Zaanstad, zijn gehoord klagers raadsvrouw mr. N.F.M. van Osta, en de heer […], plaatsvervangend vestigingsdirecteur van voormeld Detentiecentrum en mevrouw […], juridisch medewerker bij voormeld Detentiecentrum. Hoewel klager, die zich inmiddels in vrijheid bevindt, op behoorlijke wijze was opgeroepen, is hij niet ter zitting verschenen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
 

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie

Het beklag betreft:

a.         een disciplinaire straf van veertien dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, met verwijdering van de televisie, met ingang van 28 december 2017 (DC-2018-000008);

b.         een disciplinaire straf van veertien dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, met verwijdering van de televisie, met ingang van 25 januari 2018 (DC-2018-000080) en

c.         een disciplinaire straf van veertien dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, met verwijdering van de televisie, met ingang van 9 maart 2018, alsmede de omstandigheid dat klager al drie maanden cellulair zit en dat zijn gezondheid achteruit gaat (DC-2018-000087).

De beklagcommissie heeft het beklag onder a, b en c ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

 

2.         De standpunten van klager en de directeur

Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.

Ten aanzien van het beklag onder a: De schriftelijke mededeling van de disciplinaire straf is niet onverwijld uitgereikt, nu meer dan 24 uur is verstreken na het nemen van de beslissing en de uitreiking van de beslissing aan klager.

Ten aanzien van het beklag onder a, b en c: Het uitgangspunt is dat gedetineerden op een meerpersoonscel (MPC) worden geplaatst, tenzij sprake is van een contra-indicatie. Klager heeft aanhoudend plaatsing op een MPC geweigerd. Klager heeft als gevolg daarvan drie maanden in afzondering gezeten. Klager is achterdochtig en paranoïde. Indien een gedetineerde langer in afzondering verblijft, dan ontstaat de noodzaak om te onderzoeken hoe het gaat met de psychische belastbaarheid en of er al dan niet een contra-indicatie aanwezig is. De beslissingen om disciplinaire straffen op te leggen zijn derhalve onvoldoende gemotiveerd. Klager is pas op 5 april 2018 onderzocht door een gedragsdeskundige. Uit dit onderzoek is niet gebleken van een contra-indicatie voor plaatsing op een MPC.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.

Ten aanzien van de klacht over het te laat uitreiken van de schriftelijke mededeling merkt de directeur op dat hij uit de stukken haalt dat de mededeling op 29 december 2017 is uitgereikt om 23:00 uur. Dit is te laat en dient tot een gegrondverklaring te leiden. Door de te late uitreiking is echter geen belang van klager geschonden. Klager wilde niet in gesprek gaan met een arts van de medische dienst. Als gevolg daarvan heeft hij ook geen gesprek gehad met een psycholoog of psychiater.

 

3.         De beoordeling

Ten aanzien van het beklag onder a:

Ingevolge artikel 58, eerste lid, van de Pbw geeft de directeur de gedetineerde van elke beslissing als bedoeld in artikel 57, eerste lid, en van de in het tweede lid genoemde beslissingen, onverwijld schriftelijk en zoveel mogelijk in een voor hem begrijpelijke taal een met redenen omklede, gedagtekende en ondertekende mededeling. Uitgangspunt is daarbij dat een dergelijke mededeling binnen 24 uur wordt uitgereikt. Nu de schriftelijke mededeling niet binnen deze termijn is uitgereikt, kan de uitspraak van de beklagcommissie niet in stand blijven en dient het beklag alsnog gegrond te worden verklaard. Nu niet is gebleken dat klager hiervan enig nadeel heeft ondervonden - klager heeft het beklagformulier al ingediend op 28 december 2017, voordat de mededeling op 29 december 2017 aan hem was uitgereikt - acht de beroepscommissie geen termen aanwezig voor het toekennen van een tegemoetkoming. Voor het overige bevestigt de beroepscommissie de uitspraak van de beklagcommissie.

Ten aanzien van het beklag onder b en c:

De beroepscommissie komt tot het oordeel dat de beklagcommissie op goede gronden en met juistheid op het beklag heeft beslist. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

 

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ten aanzien van het beklag onder a gegrond, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag onder a alsnog gegrond. Zij kent klager geen tegemoetkoming toe.

De beroepscommissie verklaart het beroep ten aanzien van het beklag onder b en c ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie.

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr.dr. J. de Lange, voorzitter, mr. M.J. Stolwerk en drs. J.E. Wouda, leden, in tegenwoordigheid van mr. L.E.M. Meekenkamp, secretaris, op 14 februari 2019.

            secretaris         voorzitter

 

 

 

 

Naar boven