Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-18/1012/GA, 11 maart 2019, beroep
Uitspraakdatum:11-03-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

nummer:          R-18/1012/GA

betreft: [klager]            datum: 11 maart 2019

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift ingediend door

[…], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 20 april 2018 van de beklagcommissie bij de locatie Esserheem,  alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van voormelde locatie in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsvrouw mr. A.H. Tiemens om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

 

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie

Het beklag betreft (voor zover in beroep aan de orde) EH 2017/488

a. een ordemaatregel van plaatsing in afzondering in een afzonderingscel voor de duur vijf dagen in afwachting van overplaatsing naar een andere inrichting en
b. de omstandigheid dat klager zou zijn geslagen door een personeelslid tijdens zijn verblijf in de afzonderingscel; EH 2017/504

a. een ordemaatregel van plaatsing in afzondering in een afzonderingscel voor de duur van vijf dagen in afwachting van overplaatsing naar een andere inrichting en
b. de omstandigheid dat klager zou zijn geslagen door een personeelslid tijdens zijn verblijf in de afzonderingscel en EH 2017/576: de vermissing van goederen.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

 

2.         De standpunten van klager en de directeur

Namens klager is het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep – samengevat – als volgt toegelicht.

Vanaf het moment van binnenkomst in de inrichting op 23 juli 2017 is hij in een afzonderingscel geplaatst in afwachting van zijn overplaatsing. Uiteindelijk is hij op 28 juli 2017 overgeplaatst. De schriftelijke mededeling van de ordemaatregel is niet tijdig uitgereikt. Het systeem van de wet verzet zich tegen het opleggen van een ordemaatregel met terugwerkende kracht. Voorts is de beslissing onvoldoende gemotiveerd, nu geen nadere onderbouwing is gegeven wanneer het grensoverschrijdend gedrag heeft plaatsgevonden. Bovendien bestond gelet op artikel 24 van de Pbw geen noodzaak tot een dergelijke langere afzondering. Een ordemaatregel mag niet langer duren dan strikt noodzakelijk. Er zijn geen pogingen gedaan om te volstaan met minder ingrijpende of bezwarende maatregelen.

Klager stelt daarnaast twee keer te zijn geslagen door een inrichtingsmedewerker en heeft hierover tweemaal een specifiek omschreven klacht ingediend. De directie heeft de geschetste gang van zaken niet weersproken. Voorts is niet gebleken van de vereiste schriftelijke beschrijving van het toegepaste geweld ex artikel 9, eerste lid, van de Geweldsinstructie penitentiaire inrichtingen. De zorgplicht die rust op de directeur en die inhoudt dat een gedetineerde niet wordt blootgesteld aan nodeloos geweld, is geschonden. Verzocht wordt in beide zaken een tegemoetkoming van € 50,= toe te kennen.

De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep als volgt toegelicht.

Klager is in de nachtelijke uren binnengekomen in de locatie Esserheem omdat hij fors overschrijdend gedrag had vertoond in de klinische setting van de Forensisch Psychiatrische Afdeling te Zuidlaren. Vanwege zijn gedrag is hij geplaatst in een afzonderingscel. In verband met het spoedeisende karakter van de plaatsing is klager niet direct gehoord, hetgeen op grond van artikel 57 van de Pbw achterwege kan blijven onder deze omstandigheden. Op 23 juli 2017 is klager door de directeur gehoord en door de dienstdoende arts bezocht. Zij hebben niets opgemerkt over het gegeven dat klager zou zijn geslagen. Er is in casu conform de geldende wet- en regelgeving gehandeld.

 

3.         De beoordeling

EH 2017/488

a. De wet stelt in artikel 58, eerste lid, van de Pbw enkel als eis dat de schriftelijke mededeling onverwijld, in de regel binnen 24 uur, aan de gedetineerde moet

worden uitgereikt. Voor zover onverwijlde tenuitvoerlegging van de afzondering geboden is en niet kan worden gewacht op de directeur, kan op grond van artikel 24, vierde lid, van de Pbw via een zogenoemd bewaardersarrest de gedetineerde door het personeel worden afgezonderd voor ten hoogste vijftien uren.

De ordemaatregel van 25 juli 2017, maar is al ingegaan op 23 juli 2017 om 15:15 uur. De schriftelijke mededeling is op 25 juli 2017 ondertekend door de directeur en uitgereikt op 25 juli 2017 om 14:15 uur. Een ordemaatregel kan niet met terugwerkende kracht worden opgelegd.

De beroepscommissie zal het beroep gelet op het voorgaande gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagcommissie vernietigen en het beklag alsnog gegrond verklaren. Gezien het door de directeur beschreven gedrag van klager, bestond op zich voldoende aanleiding om klager een ordemaatregel op te leggen. De beroepscommissie ziet daarin aanleiding te bepalen dat aan klager een tegemoetkoming toekomt die lager is dan gebruikelijk, te weten € 15,=.

b. De directeur is op grond van artikel 35, eerste lid, van de Pbw en de Geweldsinstructie penitentiaire inrichtingen (de Geweldsinstructie) bevoegd geweld toe te passen jegens een gedetineerde. Op de directeur rust de zorgplicht dat een gedetineerde niet wordt blootgesteld aan nodeloos geweld. Op basis van het dossier kan niet worden vastgesteld en ook overigens is niet aannemelijk geworden dat tijdens het verblijf van klager in de afzonderingscel geweld jegens hem is toegepast en is niet aannemelijk geworden dat de directeur zijn zorgplicht jegens klager heeft geschonden. Het beroep wordt in zoverre dan ook ongegrond verklaard

EH 2017/504

De klacht is identiek aan de klacht in EH 2017/488. Een gedetineerde kan niet tweemaal in dezelfde klacht worden ontvangen. De beroepscommissie zal in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie vernietigen en klager alsnog niet-ontvankelijk verklaren in het beklag met beklagnummer EH 2017/504.

EH 2017/576

Ingevolge artikel 69, eerste lid, van de Pbw kan tegen de uitspraak van de beklagcommissie een beroepschrift worden ingediend dat met redenen omkleed dient te zijn. De raadsvrouw heeft ten aanzien van deze klacht geen gronden ingediend. Gelet hierop dient klager in zoverre niet-ontvankelijk te worden verklaard in zijn beroep.

 

4.         De uitspraak

EH 2017/488

a. De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond voorover het de opgelegde ordemaatregel betreft, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie voor wat betreft dit onderdeel van beklag en verklaart dit beklag alsnog gegrond. Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 15,=. 

b. De beroepscommissie verklaart het beroep voor het overige ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie, met verbetering van de gronden.

EH 2017/504

De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie voor zover daartegen beroep is ingesteld en verklaart klager alsnog niet-ontvankelijk in zijn beklag.

EH 2017/576

De beroepscommissie verklaart klager niet-ontvankelijk in het beroep.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.M. van der Nat, voorzitter, J. Schagen MA en mr. A. van Waarden, leden, in tegenwoordigheid van

mr. R. Smeijers, secretaris, op 11 maart 2019.

 

 

 

 

 

 

 

            secretaris         voorzitter

 

 

 

 

 

Naar boven