Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ S-19/1183/SGA, 27 februari 2019, schorsing
Uitspraakdatum:27-02-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          : S-19/1183/SGA

Betreft : [verzoeker]    datum: 27 februari 2019

 

De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift, ingediend door mr. D.G. Nagel, namens […], verder verzoeker te noemen, verblijvende in de penitentiaire inrichting (p.i.) Ter Apel.

Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 66, eerste lid, van de Pbw, van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur van voormelde inrichting van 15 februari 2019, inhoudende de oplegging van een disciplinaire straf van veertien dagen opsluiting in eigen cel of verblijfsruimte zonder televisie, radio en koelkast, ingaande op 14 februari 2019 om 15.00 uur en eindigend op 28 februari 2019 om 15.00 uur, wegens het aantreffen van een telefoon op verzoekers cel en het klemzetten van de celdeur.

De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van het klaagschrift van 22 februari 2019 alsmede van de schriftelijke inlichtingen van de directeur van 25 februari 2019.

 

1.         De beoordeling

De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en beslist. Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing waartegen beklag is ingediend in strijd is met een wettelijk voorschrift dan wel zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing. Naar het oordeel van de voorzitter is dat ten dele het geval.

Verzoeker is een disciplinaire straf van veertien dagen eigen cel, zonder televisie, radio en koelkast, opgelegd wegens de vondst van een telefoon op cel en het door verzoeker klemzetten van de celdeur. Verzoeker stelt dat de opgelegde straf disproportioneel is en medegedetineerden voor een vergelijkbaar incident een lagere straf opgelegd hebben gekregen.

Uit de inlichtingen van de directeur, waaronder het schriftelijk verslag van 13 februari 2019, blijkt dat bij een inspectie van verzoekers cel een mobiele telefoon in de stoelpoot op verzoekers cel is aangetroffen. Om de cel binnen te komen moest het personeel meerdere malen hard tegen de deur duwen, slaan en schoppen omdat verzoeker een lepel tussen het kozijn en de deur geduwd had zodat deze niet of moeilijk open te krijgen was. Uit de bestreden beslissing blijkt dat verzoeker erkent dat hij de telefoon in zijn cel had. Daarnaast volgt dat verzoeker tijdens de afhandeling van het schriftelijk verslag, ongeïnteresseerd was en niet in gesprek wilde met de directeur over de geconstateerde feiten. Vanwege het klemzetten van de deur en gelet op de grote inbreuk op de veiligheid die daarmee gepaard gaat, heeft de directeur beslist dat – naast de televisie – ook de radio en de koelkast van verzoekers cel verwijderd worden. Wanneer de opgelegde straf tenuitvoergelegd is en verzoeker laat zien zich aan de basale regels te kunnen houden, zal hij de televisie, radio en koelkast weer op cel terugkrijgen.

Uit de ‘Sanctiekaart 2016 Landelijk’, waarin het landelijk geldende sanctiebeleid is vastgelegd, volgt dat voor het bezit van een mobiele telefoon in beginsel een disciplinaire straf van maximaal tien dagen eigen cel opgelegd kan worden. De directeur is daarvan ten nadele van verzoeker afgeweken en heeft in zijn beslissing gemotiveerd aangegeven waarom hij in afwijking daarvan opsluiting van veertien dagen in eigen cel of verblijfsruimte noodzakelijk achtte. Naar het voorlopig oordeel van de voorzitter is de straf voor zover deze veertien dagen opsluiting in eigen cel of verblijfsruimte zonder televisie betreft, niet onredelijk of onbillijk.

Uit de beslissing van de directeur blijkt voorts dat gedurende de opgelegde straf tevens de radio en koelkast van verzoekers cel zijn verwijderd. Naar het voorlopig oordeel van de voorzitter bieden de ‘Sanctiekaart 2016 Landelijk’, artikel 50 van de Pbw alsmede de Huisregels van de p.i. Ter Apel onder 8.2 (versie maart 2016), geen grondslag voor het opleggen van een dergelijke ‘extra’ straf. Naar het voorlopig oordeel van de voorzitter ontbreekt een adequate uitleg over het opleggen van deze ‘extra’ straf. Daarbij komt nog dat deze ‘extra’ straf zo is geformuleerd dat deze na afloop van de veertien dagen nog kan doorlopen daar de radio en de koelkast pas teruggegeven zullen worden ‘indien verzoeker zich aan de basale regels van de inrichting weet te houden’. De directeur heeft niet duidelijk gemaakt hoe en door wie dit getoetst wordt. Het verzoek zal daarom ten aanzien van het verwijderen van de radio en de koelkast worden toegewezen. 

 

2.         De uitspraak

De voorzitter wijst het verzoek ten aanzien van het verwijderen van de radio en de koelkast toe, en wijst het verzoek voor het overige af.

 

Aldus gedaan door mr. M.J. Stolwerk, voorzitter, in tegenwoordigheid J.A. van der Veen, secretaris, op 27 februari 2019.

 

 

 

 

               secretaris      voorzitter

 

Naar boven