Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ S-19/1192/SGA, 4 maart 2019, schorsing
Uitspraakdatum:04-03-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          : S-19/1192/SGA

Betreft : [verzoeker]    datum: 4 maart 2019

De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift van  […], verder verzoeker te noemen, verblijvende in de penitentiaire inrichting (p.i.) Nieuwegein.

Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 66, eerste lid, van de Pbw, van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur van voormelde inrichting van – naar de voorzitter begrijpt – 8 februari 2019, inhoudende dat verzoeker zich alleen onder begeleiding van personeel door de inrichting mag bewegen.

De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van het klaagschrift van 26 februari 2019 alsmede van de schriftelijke inlichtingen van de directeur van 27 en 28 februari 2019.

 

1.         De beoordeling

De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en beslist. Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing waartegen beklag is ingediend in strijd is met een wettelijk voorschrift dan wel zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing. Naar het oordeel van de voorzitter is dat niet het geval.

Uit de inlichtingen van de directeur van 27 februari 2019 volgt dat verzoekers gedrag naar vrouwelijke personeelsleden als onwenselijk wordt gezien. Verzoeker heeft verschillende vrouwelijke personeelsleden lastiggevallen door (liefdes)brieven te schrijven. Daarnaast is aan verzoeker een nieuwe casemanager toegewezen, omdat zijn eerdere (vrouwelijke) casemanager zich niet prettig voelde in het contact met verzoeker. Hij heeft een geschiedenis met betrekking tot het lastig vallen van vrouwelijk personeel. Verzoeker wordt niet beperkt in zijn vrijheden. Hij mag deelnemen aan alle activiteiten. De directeur stelt dat het niet wenselijk is dat verzoeker alleen wordt gelaten met vrouwelijk personeel. Om de veiligheid van het (vrouwelijk) personeel, maar ook van verzoeker zelf te waarborgen is het volgens de directeur noodzakelijk dat verzoeker onder begeleiding van het personeel zich voortbeweegt binnen de p.i.

De voorzitter overweegt als volgt.

Naar het voorlopig oordeel van de voorzitter is de door de directeur genomen beslissing niet in strijd met een wettelijk voorschrift en gelet op de door de directeur omschreven feiten en omstandigheden ook niet onredelijk of onbillijk.

Echter, aan de beslissing kleeft naar het voorlopig oordeel van de voorzitter een gebrek.

De directeur heeft namelijk geen termijn verbonden aan de begeleiding, zodat het voor verzoeker niet duidelijk is hoelang deze begeleiding zal worden toegepast.

Naar het voorlopig oordeel van de voorzitter zou voor de termijn aansluiting gezocht kunnen worden bij de jurisprudentie van de beroepscommissie over de GVM-maatregelen, waarin is bepaald dat de directeur minimaal maandelijks een belangenafweging dient te maken omtrent (de voortduring) van de noodzaak van de maatregelen

(zie RSJ 4 februari 2013, 12/2694/GA).  Voorts verdient het naar het voorlopig oordeel van de voorzitter aanbeveling om de beslissing op schrift te stellen. Nu er nog geen maand is verstreken sinds het nemen van de beslissing is er geen aanleiding om het verzoek om die reden toe te wijzen.

 

2.         De uitspraak

De voorzitter wijst het verzoek af .

 

Aldus gedaan door mr. M.J. Stolwerk, voorzitter, in tegenwoordigheid van J.A. van der Veen, secretaris, op 4 maart 2019.

 

 

                       secretaris          voorzitter

 

Naar boven