Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-18/1787/TA, 28 februari 2019, beroep
Uitspraakdatum:28-02-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer :         R-18/1787/TA

betreft:       [klager]       datum: 28 februari 2019

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van het hoofd van FPC De Kijvelanden, verder te noemen de inrichting, gericht tegen een uitspraak van 3 september 2018 van de beklagcommissie bij FPC De Kijvelanden te Poortugaal, gegeven op een klacht van […],  verder te noemen klager, alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 15 januari 2019, gehouden in het Justitieel Complex Zaanstad, zijn gehoord klagers raadsman mr. D.W.H.M. Wolters, en namens het hoofd van voormelde tbs-inrichting […] en […], respectievelijk jurist en hoofd behandeling bij FPC De Kijvelanden.

Klager heeft afstand gedaan van het recht om ter zitting te verschijnen.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

 

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie, voor zover daartegen beroep is ingesteld

Het beklag betreft het toezicht op klagers ‘post’ teneinde zicht te houden op de inhoud van klagers mobiele telefoon ingaande op 14 juni 2018 en eindigend op 9 juli 2018 (K-2018-000316).

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard en (nog) geen beslissing genomen over een eventuele tegemoetkoming op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

 

2.         De standpunten van het hoofd van de inrichting en klager

Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager is in juni 2018 vanuit De Blink teruggeplaatst in de inrichting in verband met het vermoeden dat hij zou handelen in drugs en dat sprake zou zijn van delict gerelateerd gedrag. Er was sprake van ruis rondom klager. In De Blink was een mobiele telefoon toegestaan maar in de inrichting is het bezit van een mobiele telefoon verboden. Bij het vervoer naar de inrichting bleek in het DV&O busje dat klager zijn mobiele telefoon had meegenomen. De inrichting wilde de telefoon controleren om te zien of klager betrokken was bij de handel in drugs. Het onderzoek is uitgevoerd door de manager en het hoofd behandeling en voor zover bekend is de technische dienst er niet bij betrokken.

De maatregel was noodzakelijk in verband met de handhaving van de orde en veiligheid in de inrichting. De inrichting had op grond van artikel 35 Bvt en artikel 29, eerste lid, Bvt de bevoegdheid om de inhoud van de mobiele telefoon te controleren. Dit is de gebruikelijke manier van handelen. Met het wegnemen van de telefoon is het gevaar niet helemaal verdwenen. Het is mogelijk dat het netwerk bij het binnenbrengen van drugs betrokken is. Het gaat te ver om op basis van louter vermoedens aangifte te doen. Niet bekend is of klager om toestemming is gevraagd om zijn telefoon te bekijken. Klager gaf aan dat hij de inhoud van de telefoon had gewist. Op zijn kamer in De Blink zijn nog drie telefoons en een bivakmuts aangetroffen. De drie andere telefoons waren gelockt en hadden geen Simkaart.

Wel zijn de IMEI-nummers van alle telefoons gecheckt bij de politie, maar hier kwamen geen onregelmatigheden uit naar voren. Deze telefoons zijn in het onderzoek door de inrichting verder buiten beschouwing gebleven. Het is in de inrichting niet toegestaan in het bezit te zijn van een mobiele telefoon. Verwezen wordt naar de RSJ-uitspraken met de nummers 12/3020/TA, 16/3104/TA, 17/1607/TA. Bij 15/395/TA was sprake van een andere situatie. Als sms’jes al zijn ontvangen kunnen die - naar het oordeel van de inrichting - na oplegging van de postmaatregel worden ingezien. Dit is net zoals bij gewone post. Post die op kamer wordt aangetroffen, kan ná oplegging van een postmaatregel ook alsnog worden ingezien. De inrichting heeft geen ongerechtvaardigde inbreuk gemaakt op de privacy van klager, te meer nu de controle van de inhoud feitelijk nooit is uitgevoerd. De telefoon was al gereset op fabrieksinstellingen. Klager heeft gezegd dat hij de telefoon op 13 juni 2018 via Marktplaats had gekocht en dat om die reden de telefoon was teruggezet naar de fabrieksinstellingen. Bij De Blink is navraag gedaan en daar kan men zich niet herinneren dat iemand die dag iets voor klager heeft binnengebracht.

Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Bij een vermoeden van betrokkenheid bij de handel in drugs heeft de inrichting de verplichting om aangifte te doen bij de politie. De inrichting is door klagers telefoon te doorzoeken zelf voor politieagentje gaan spelen.

De inrichting heeft ten onrechte opsporingshandelingen verricht. Dit kan meewegen in de hoogte van de toe te kennen tegemoetkoming. 

 

3.         De beoordeling

De beroepscommissie gaat er van uit dat de inrichting in het kader van klagers terugplaatsing op 14 juni 2018 naar de inrichting vanaf resocialisatiecentrum De Blink heeft ontdekt dat klager ongeoorloofd in het bezit was van een telefoon.  Onder de gegeven feiten en omstandigheden kon het hoofd van de inrichting in het kader van de orde en veiligheid in redelijkheid beslissen tot de onmiddellijke inname van de bij klager aangetroffen telefoon nu sprake was van contrabande.

Met betrekking tot de op diezelfde datum (14 juni 2018) opgelegde ‘postmaatregel’ als bedoeld in artikel 35, derde lid, Bvt overweegt de beroepscommissie als volgt.

Uit artikel 35, derde lid, van de Bvt volgt dat het hoofd van de inrichting bevoegd is op de inhoud van brieven of andere poststukken afkomstig van of bestemd voor de verpleegde telkens voor een periode van ten hoogste vier weken toezicht uit te oefenen, indien dit noodzakelijk is met het oog op:

a. de bescherming van de maatschappij tegen de gevaarlijkheid van de verpleegde voor de veiligheid van anderen dan de verpleegde of de algemene veiligheid van personen of goederen;

b. de handhaving van de orde of de veiligheid in de inrichting;

c. de afwending van ernstig gevaar voor de gezondheid van de verpleegde;

d. de bescherming van slachtoffers van of anderszins betrokkenen bij door een  verpleegde begane misdrijven; en/of

e. de voorkoming of opsporing van strafbare feiten.

In RSJ 13 november 2017, 17/1607/TA heeft de beroepscommissie eerder geoordeeld dat gezien de huidige technologische ontwikkelingen waarmee bij de totstandkoming van de Bvt geen rekening kon worden gehouden een redelijke wetsuitleg meebrengt dat digitale berichten zoals e-mail, WhatsApp- en sms-berichten kunnen worden begrepen onder ‘brieven of andere poststukken’ als genoemd in artikel 35, derde lid, Bvt en dat een zogenaamde postmaatregel betrekking kan hebben op dergelijke berichten.

Tevens volgt uit deze uitspraak - anders dan de inrichting meent - dat een dergelijke maatregel gebaseerd op artikel 35, derde lid, Bvt, die inbreuk maakt op klagers recht op privacy, uitsluitend voorziet in toezicht op te verzenden en te ontvangen (digitale) post vanaf het moment dat de maatregel wordt opgelegd en niet in toezicht op reeds voorafgaand aan de maatregel verzonden en ontvangen berichten. Artikel 35, derde lid, Bvt biedt niet de in artikel 8, tweede lid, EVRM bedoelde wettelijke grondslag voor het inzien van berichten die vóór de oplegging van de maatregel zijn verzonden of ontvangen. Overigens biedt - opnieuw anders dan de inrichting meent - ook artikel 29 Bvt dat ziet op het onderzoek naar de persoonlijke verblijfsruimte van een verpleegde hiervoor geen grondslag.

Gelet op het bovenvermelde acht de beroepscommissie het door de inrichting beschreven onderzoek van klagers ingenomen telefoon naar reeds voorafgaand aan de maatregel aangemaakte/bestaande (log)bestanden van telefoonnummers, sms’jes, WhatsApps, foto’s en internetgeschiedenis, dat in feite kan worden aangemerkt als het uitvoeren van opsporingshandelingen, een ongerechtvaardigde inbreuk op klagers privacy. Dat daarbij niets is aangetroffen omdat de telefoon naar de fabrieksinstellingen was teruggezet, doet daar niet aan af.

De beroepscommissie zal het beroep van het hoofd van de inrichting ongegrond verklaren. Om proceseconomische redenen zal de beroepscommissie in plaats van de beklagcommissie een beslissing nemen over een eventuele aan klager toe te kennen tegemoetkoming. Nu de eerder al door klager geresette telefoon geen berichten bevatte en gesteld noch gebleken is dat klager door het onderzoek enig nadeel heeft ondervonden, wordt geen aanleiding gezien om aan klager een tegemoetkoming toe te kennen.

 

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie met wijziging en aanvulling van de gronden. Zij kent aan klager geen tegemoetkoming toe.

 

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit

mr. T.B. Trotman, voorzitter, drs. W.A.Th. Bos en mr. M.J.H. van den Hombergh, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 28 februari 2019.

                    

 

                        secretaris                                 voorzitter

Naar boven