Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 02/1857/TP, 16 januari 2003, beroep
Uitspraakdatum:16-01-2003

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 02/1857/TP

betreft: [klager] datum: 16 januari 2003

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennis genomen van een op 6 september 2002 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend doormr. S. Burmeister, namens

[...], verder te noemen klager,

tegen een beslissing van de Minister van Justitie, verder te noemen de Minister,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Ter zitting van de beroepscommissie van 13 december 2002, gehouden in het Forensisch Psychiatrisch Centrum Veldzicht te Balkbrug, is klager gehoord, bijgestaan door zijn raadsman mr. R. Malewicz.
Namens de Minister is gehoord mevrouw mr. [...].
Hiervan is het aangehechte verslag opgemaakt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft de termijn waarbinnen klager in een inrichting voor verpleging van ter beschikking gestelden (tbs-inrichting) had moeten zijn geplaatst met ingang van 20 september 2002 verlengd tot en met 18 december 2002.

2. De feiten
Klager is bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak d.d. 10 september 2001 veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vijftien maanden met aftrek en ter beschikking gesteld met bevel dat hij van overheidswegezal worden verpleegd.
De terbeschikkingstelling (tbs) van klager is ingegaan op 25 september 2001. Sindsdien heeft klager in afwachting van zijn plaatsing in een tbs-inrichting als passant verbleven in het huis van bewaring (h.v.b.) Het Schouw teAmsterdam.
De Minister heeft bij beschikking d.d. 16 mei 2002 besloten tot plaatsing van klager in de Forensisch Psychiatrische Kliniek De Meren te Amsterdam (hierna: De Meren). Bij beschikking van 9 oktober 2002 is de voorgaande beschikkingingetrokken en besloten om klager te plaatsen in de Dr. Henri van der Hoevenkliniek te Utrecht (hierna: de Van der Hoevenkliniek). Deze plaatsing was ten tijde van het instellen van het beroep nog niet gerealiseerd.

3. De standpunten
Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Klagers beroep richt zich tegen verlenging van de passantentermijn. Hem is een gevangenisstraf opgelegd van vijftien maanden en klager verblijft nu al drie jaar in een h.v.b. Een h.v.b. is niet geschikt voor een dergelijk langdurigverblijf. Als klager in een gevangenis was geplaatst had hij een veel beter regime gehad. In de stukken komt telkens terug dat klager met voorrang in een tbs-inrichting geplaatst dient te worden. Hem was toegezegd dat hij inseptember 2002 in De Meren geplaatst zou worden maar klager is gezegd telefonisch contact op te nemen met ITZ en heeft toen vernomen dat hij niet naar De Meren zou gaan maar naar de Van der Hoevenkliniek. Klager zou met voorrangworden behandeld maar ziet er niets van terug. Op 21 november 2002 heeft klager gesproken met een afdelingshoofd en een behandelcoördinator van de Van der Hoevenkliniek, maar zij konden klager niet vertellen hoe lang het nog zouduren voordat klager geplaatst zou worden. Klager verblijft op een bijzondere zorg afdeling (BZA).

Namens de Minister is inzake het beroep het volgende standpunt naar voren gebracht.
Het beroep zal formeel ongegrond zijn, nu klager tijdig is gehoord en de beslissing tijdig aan klager is meegedeeld en uitgereikt.
Het beroep zal tevens materieel ongegrond zijn. Ten tijde van de bestreden beslissing verbleef klager twaalf maanden in een h.v.b. Aan klager is een aanbod gedaan tot financiële tegemoetkoming van € 600,= per maand, met ingang vande dertiende maand van de passantentermijn. Dit bedrag wordt telkens na het verstrijken van een periode van drie maanden van voortgezet verblijf in een h.v.b. verhoogd met € 125,= per maand.
Er bestaat geen aanleiding ten aanzien van klager af te wijken van de volgorde van plaatsing in tbs-inrichtingen die primair wordt bepaald door de aanvangsdatum van de tbs. Niet is gebleken dat hij met voorrang boven anderetbs-passanten in een tbs-inrichting moet worden geplaatst. Klager is geplaatst op een bijzondere afdeling van het h.v.b., welke bedoeld is voor personen die een hoger niveau van zorg nodig hebben dan een gewoon h.v.b. kan bieden. Inhet hoorverslag van 20 augustus 2002 wordt vermeld dat het personeel van de BZA aangeeft dat klager aan het afglijden is. Hij zit regelmatig in een psychose en dit laat toch wel enige sporen na. Een spoedige plaatsing is gewenst.Gelet op de inhoud van het hoorverslag is de Dr. Henri van der Hoevenkliniek gevraagd om een versnelde plaatsing. Het streven is om klager in januari 2003 daar op te nemen. Verzocht is aan de Forensisch Psychiatrische Dienst teAmsterdam om nader te berichten omtrent de vraag of voortgezet verblijf van klager in een h.v.b. verantwoord is.

Uit de overgelegde verklaring van de FPD te Amsterdam d.d. 22 oktober 2002 blijkt dat klagers psychische conditie niet zodanig is dat hij als ongeschikt voor verblijf in een h.v.b. moet worden aangemerkt.

4. De beoordeling
Zoals de beroepscommissie in haar uitspraak d.d. 9 februari 1998 (C 97/28) heeft overwogen leidt een beslissing van de Minister tot verlenging van de passantentermijn wegens capaciteitstekort niet zonder meer tot gegrondverklaringvan het beroep. Volgens bestendige jurisprudentie van de beroepscommissie kan het beroep leiden tot gegrondverklaring indien de duur van de passantentermijn onredelijk en onbillijk moet worden geacht en/of de psychische conditie vande tbs-passant zodanig is dat hij als ongeschikt voor verder verblijf in een h.v.b. moet worden aangemerkt.

In de onderhavige zaak is gebleken dat klager ten tijde van de bestreden beslissing 12 maanden als tbs-passant in een h.v.b. verbleef. Een zodanige duur moet, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, in dit geval alsonredelijk en onbillijk worden aangemerkt.
De beroepscommissie is van oordeel dat zulks meebrengt - het hiervoor overwogene in aanmerking genomen - dat het beroep gegrond is en dat de beslissing van de Minister tot verlenging van de passantentermijn op materiële grond dientte worden vernietigd.

Uit de medische verklaring d.d. 22 oktober 2002 van de Forensisch Psychiatrische Dienst (FPD) te Amsterdam blijkt dat de psychische conditie van klager op dat moment niet van dien aard was dat een verder verblijf in het huis vanbewaring als onverantwoord moest worden beschouwd. De beroepscommissie gaat er derhalve van uit dat er ten tijde van de bestreden beslissing geen aanleiding bestond om klager bij voorrang in een tbs-inrichting te plaatsen.

De beroepscommissie zal, al het hiervoor overwogene in aanmerking genomen, met toepassing van artikel 66, derde lid onder c, Bvt, volstaan met vernietiging van de bestreden beslissing. Zij gaat er daarbij vanuit dat klager tenspoedigste daadwerkelijk in de Dr. Henri van der Hoevenkliniek dan wel een andere tbs-inrichting zal worden geplaatst.
Nu de rechtsgevolgen van de op materiële grond te vernietigen beslissing niet meer ongedaan zijn te maken dient klager terzake een tegemoetkoming te worden geboden.

De beroepscommissie zal deze tegemoetkoming vaststellen op € 600,= per maand vanaf de dag dat het verblijf van klager in een h.v.b. 12 maanden heeft geduurd tot de dag waarop plaatsing in een tbs-inrichting daadwerkelijk isverwezenlijkt, met dien verstande dat dit bedrag na het verstrijken van een periode van drie maanden van voortgezet verblijf in een h.v.b. wordt verhoogd met een bedrag van € 125,= per maand.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing.
Zij bepaalt de aan klager ten laste van de Minister toekomende tegemoetkoming op
€ 600,= per maand vanaf de dag dat het verblijf van klager in een h.v.b. 12 maanden heeft geduurd tot de dag waarop plaatsing in een tbs-inrichting daadwerkelijk is verwezenlijkt, met dien verstande dat dit bedrag na het verstrijkenvan een periode van drie maanden van voortgezet verblijf in een h.v.b. wordt verhoogd met een bedrag van € 125,= per maand.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.M. van der Vaart, voorzitter, J.L. Brand en dr. F. Koenraadt, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 16 januari 2003

secretaris voorzitter

nummer: 02/1857/TP

betreft: [...], verder te noemen klager.

Verslag van het behandelde ter zitting van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden van 13 december 2002, gehouden in het Forensisch Psychiatrisch Centrum Veldzicht teBalkbrug.

Samenstelling van de beroepscommissie:
voorzitter: mr. J.M. van der Vaart,
leden: J.L. Brand en dr. F. Koenraadt.
De beroepscommissie is bijgestaan door de secretaris mr. H.S. van Gemert.

Gehoord is klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. R. Malewicz.
Namens de Minister van Justitie is mevrouw mr. [...] gehoord.

Door en namens klager is - zakelijk weergegeven - het volgende verklaard.
Klagers beroep richt zich tegen verlenging van de passantentermijn. Hem is een gevangenisstraf opgelegd van vijftien maanden en klager verblijft nu al drie jaar in een h.v.b. Een h.v.b. is niet geschikt voor een dergelijk langdurigverblijf. Als klager in een gevangenis was geplaatst had hij een veel beter regime gehad. In de stukken komt telkens terug dat klager met voorrang in een tbs-inrichting geplaatst dient te worden. Hem was toegezegd dat hij inseptember 2002 in De Meren geplaatst zou worden maar klager is gezegd telefonisch contact op te nemen met ITZ en heeft toen vernomen dat hij niet naar De Meren zou gaan maar naar de Van der Hoevenkliniek. Klager zou met voorrangworden behandeld maar ziet er niets van terug. Op 21 november 2002 heeft klager gesproken met een afdelingshoofd en een behandelcoördinator van de Van der Hoevenkliniek maar zij konden klager niet vertellen hoe lang het nog zouduren voordat klager geplaatst zou worden. Klager verblijft op een bijzondere zorg afdeling (BZA).In het begin was klager teleurgesteld dat hij niet in De Meren zou worden geplaatst maar hij is nu toch wel blij dat hij in Utrechtzal worden geplaatst. Zijn familie komt uit Veenendaal en het is voor hen dichterbij. Het personeel van de Van der Hoevenkliniek heeft klager meegedeeld dat vier weken voor klagers plaatsing de groepsleider met hem kennis zal komenmaken. Er is weinig verschil tussen een verblijf op een BZA en een gewoon paviljoen. Wel zijn er een psycholoog en een psychiater verbonden aan de afdeling. De bewaarders die op een BZA werken zijn wat socialer dan gewonebewaarders.

Namens de Minister is - zakelijk weergegeven - het volgende naar voren gebracht.
De Van der Hoevenkliniek streeft ernaar om klager in januari 2003 op te nemen. Namens de Minister is aan de Van der Hoevenkliniek verzocht om een versnelde plaatsing. Dit betekent niet dat klager met voorrang geplaatst zal wordenomdat klager niet detentieongeschikt is. De overeenkomst tot vaststelling van een financiële tegemoetkoming is aan klager toegezonden. Na plaatsing van klager in een tbs-inrichting zal tot vergoeding worden overgaan, waarbijgerekend zal worden vanaf de dertiende maand van de passantentermijn, te weten vanaf 26 september 2002.

secretaris voorzitter

Naar boven