Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ S-18/751/SGA, 23 november 2018, schorsing
Uitspraakdatum:23-11-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer          : S-18/751/SGA

Betreft : [klager]          datum: 23 november 2018

De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de

Raad ingekomen verzoekschrift van […], verder verzoeker te noemen, verblijvende in de locatie Roermond.

Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 66, eerste lid, van de Pbw, van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur van voormelde inrichting van 21 november 2018, inhoudende de oplegging van een disciplinaire straf van opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel gedurende vijf dagen, ingaand op 21 november 2018 om 11.45 uur en eindigend op 26 november 2018 om 11.45 uur, wegens verbale agressie naar een medegedetineerde.

De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van de mededeling van de Commissie van Toezicht van 22 november 2018 dat het schorsingsverzoek als klaagschrift in behandeling wordt genomen, alsmede van de schriftelijke inlichtingen van de directeur van 22 november 2018.

 

1.         De beoordeling

De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en beslist. Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing waartegen beklag is ingediend in strijd is met een wettelijk voorschrift dan wel zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing. Naar het oordeel van de voorzitter is dat het geval.

Uit de inlichtingen van de directeur, waaronder het schriftelijke verslag van

21 november 2018, blijkt dat een medegedetineerde van verzoeker in de werkzaal naar verzoeker begon te schreeuwen en dat de gemoederen vervolgens hoog opliepen, waarop voormelde medegedetineerde een stoel naar verzoeker wilde gooien en hem wilde aanvallen. Een andere medegedetineerde heeft ingegrepen en een verdere escalatie voorkomen.

De voorzitter overweegt dat uit het schriftelijk verslag niet blijkt waaruit verzoekers aandeel in de ordeverstoring heeft bestaan. De directeur gaat er van uit dat verzoeker zich provocerend en bedreigend heeft opgesteld. Verzoeker ontkent dit. Nu niet uit het verslag blijkt dat verzoeker zich provocerend en bedreigend heeft opgesteld en de directeur dit zelf ook niet heeft waargenomen, zijn er naar het voorlopig oordeel van de voorzitter geen aanwijzingen voor strafwaardig gedrag, zodat een grondslag voor een op te leggen disciplinaire straf ontbreekt.

Het verzoek zal daarom worden toegewezen.

2.         De uitspraak

De voorzitter wijst het verzoek toe en schorst de tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur tot het moment dat de beklagcommissie op het onderliggende beklag zal hebben beslist.

 

Aldus gedaan door mr. J.D. den Hartog, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. J. Warntjes, secretaris, op  23 november 2018.

 

 

 

 

                       secretaris          voorzitter

 

 

Naar boven